Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
28 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2014 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De aanvrager, geboren in 1965, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 600,- voor het rijden onder invloed van alcohol, waarbij het alcoholgehalte in zijn adem 765 microgram per liter bleek te zijn. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op nieuwe informatie die zou kunnen aantonen dat de politieambtenaar die het ademanalyseapparaat bediende, niet over de benodigde kennis en vaardigheden beschikte.
De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de wettelijke vereisten voor herziening. Volgens artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering kan herziening alleen plaatsvinden op basis van nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens die niet bekend waren tijdens de eerdere zitting. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de politieambtenaar geen certificaat van bekwaamheid had, niet voldoende was om te concluderen dat de aanvrager vrijgesproken zou zijn als deze informatie eerder bekend was geweest.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en wees deze af. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, waarbij opgemerkt werd dat de raadsheren Balkema en Ilsink niet in staat waren het arrest te ondertekenen. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan herzieningsverzoeken worden gesteld en de noodzaak voor aanvragers om overtuigend bewijs te leveren van onregelmatigheden in het eerdere proces.