ECLI:NL:HR:2008:BF3161
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake alcoholgebruik tijdens het besturen van een voertuig
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het rijden onder invloed van alcohol op 31 december 2005 te Gouda. De Advocaat-Generaal had cassatie ingesteld, omdat het Hof volgens hem de grondslag van de tenlastelegging had verlaten door een onjuiste uitleg te geven aan de term 'onderzoek' zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet wettig en overtuigend had bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat de strikte waarborgen aangaande de 'kwaliteit' van degene die de ademanalyse uitvoert, zoals neergelegd in artikel 7 van het Besluit alcoholonderzoeken, niet voldoende waren nageleefd. De raadsman van de verdachte had aangevoerd dat de verbalisant niet voldeed aan de vereisten die in dit artikel zijn gesteld. De Hoge Raad concludeerde dat er geen sprake was van een geldig onderzoek, omdat de verbalisant niet expliciet door de korpschef was aangewezen, wat noodzakelijk is volgens de wetgeving. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de rechtsgeldigheid van alcoholonderzoeken en de vereisten waaraan de uitvoerders daarvan moeten voldoen.