- bewijsmiddel 5 betreft een getapt telefoongesprek tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] , voor zover inhoudende:
“ [medeverdachte 2] (sh) wordt gebeld door nn man (verm. [verdachte] ) ( [0002] )
[medeverdachte 2] vraagt waar nn man is.
Ik ga nu naar huis om mijn auto op te halen… wat ben jij aan het doen’, vraag nn man.
Ik ga bij papa het busje ophalen, zegt [medeverdachte 2] .
Heb je [betrokkene 7] al gebeld, vraag nn man.
Die is al bij me, zegt [medeverdachte 2] en vraagt of nn man dus die kant op is.
Ja… we gaan die kant op, zegt NN man.
Goed, zegt [medeverdachte 2] .
NN man vraagt of het nodig is dat hij ook komt… ‘jullie kunnen het toch zelf regelen’.
Ik weet het niet…misschien hebben we niet genoeg geld. ik weet ook niet met hoeveel auto’s ze komen, zegt [medeverdachte 2] .
Sh: Als je een beetje in de buurt bent.
NN: Bel maar dan kom ik wel .
Sh: Oke dan.”
- bewijsmiddel 6 betreft een getapt telefoongesprek tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] , voor zover inhoudende:
“ [medeverdachte 2] (sh) belt uit met nn man (verm. [verdachte] ) ( [0002] )
[medeverdachte 2] vraagt waar nn man is.
Ik ben thuis, zegt nn man.
F: Goed dan..
NN: Wat doe jij?
F: Je hoeft niet te komen hoor… (onverstaanbaar)… ze zijn gekomen en alweer weg… en wij gaan nu ook weg.
NN: Goed.. eh… voor hoeveel?
F: Eh… weinig… voor 700 euro.
NN: goed dan…
Einde gesprek.”
- bewijsmiddel 7 betreft een getapt telefoongesprek tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] , voor zover inhoudende:
“ [medeverdachte 2] (sh) belt uit met nn man (verm. [verdachte] ) ( [0002] ).
[medeverdachte 2] vraagt waar nn man is.
Thuis, zegt nn man.
F: Kom je nog deze kant op?
NN; Ja.
F: Wanneer?
NN: Over een uur ongeveer…waarom?
F: Ongeveer om 12 uur komen ze… ben jij er dan… haal jij het om hier te zijn.
NN: Eh… ik weet het niet zeker… denk dat het moeilijk wordt.. hoezo heb je wat te doen dan.
F: Ja…eh ik heb doekoe nodig.
NN: Ha… eh… ach ze komen toch rond half… dan ben ik er wel.
F: Ehm…
NN: Neem dan van mama en de zijne.
F: Bij mama zijn er allemaal vrouwen ze zijn uit de Koran aan het lezen.
NN: Ha..
F: Ik ga daarheen… zorg dat jij om 12 uur…
(praten door elkaar)
NN: Ga jij het maar regelen als je geld nodig hebt, bel dan doen wel dinges… stuur de ‘sipalar’ naar zuid (fon).. of ik kom om dat tijdstip daarheen.
F: Kom jij maar daarheen… ik heb helemaal geen doekoe.. ik heb alle doekoe aan ‘Vaderea’ gegeven.
NN: goed… waarom heb je gegeven dan?
F: Hij vroeg erom..
NN: He..
F: Hij vroeg erom.
NN: We zijn mooi de pineut… hij neem al het geld/heeft hand opgelegd.. en jij weet van niks.
F: Ja.. tuurlijk…
N: Tuurlijk, je zult wel zien.
F: kom wel op 12 uur he.
N: Ja is goed.
- bewijsmiddel 8 betreft een getapt telefoongesprek tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] , voor zover inhoudende:
“ [medeverdachte 2] (sh) wordt gebeld door nn man (verm. [verdachte] ) ( [0002] ).
Eerst begroeting over en weer.
[medeverdachte 2] vraagt waar [verdachte] is.
Ik ga nu ergens heen, zegt [verdachte] en vraagt of (onverstaanbaar) gebeld hebben.
F: Ja
NN: Echt waar.
F: Ja.
NN: Goed… regel jij het maar en haal [betrokkene 7] maar op.
F: Ik ga al ben al te laat.
NN: Goed.
F: Maar kom jij niet hierheen dan.
NN: Neen.. ik heb vandaag veel werk te doen.. maar vandaag komen misschien niet veel goederen.. kijk jij maar… en als er goede spullen bij zijn bel me dan.. dan kan ik (onverstaanbaar) dinges doen…
F: Is goed.
Einde gesprek”