Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
8 oktober 2013.
Hoge Raad
Op 8 oktober 2013 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 maart 2011. De verdachte, geboren in 1976, had beroep in cassatie ingesteld tegen de veroordeling voor het medeplegen van afpersing met geweld. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte beoordeeld, waarbij het eerste middel aan de orde kwam. Dit middel betrof de ontoereikende motivering van de bewezenverklaring van het medeplegen van feit 2. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring, die inhoudt dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto, niet voldoende was onderbouwd door het Hof. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet aan de wettelijke eisen voldeed, omdat de bewijsvoering niet deugdelijk was.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Voor de overige middelen heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat deze geen verdere bespreking behoefden.