2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Op 30 juni 2011 kwamen drie overvallers gemaskerd en rennend de juwelierszaak op de Zaanse Schans binnen, waarbij één van de overvallers een vuurwapen in zijn hand had en de andere twee ieder een vuisthamer. In de zaak zijn de aanwezige personeelsleden, die bij binnenkomst van de overvallers al het idee hadden dat er sprake was van een overval, zo goed als direct op de grond gaan zitten en liggen ter bescherming van zichzelf. Eenmaal binnen hebben de overvallers diverse vitrines met de meegebrachte vuisthamers kapotgeslagen. Eerst na het vertrek van de overvallers durfden de personeelsleden hun benarde positie te verlaten.
Door hun handelen binnen de juwelierszaak hebben de overvallers de daar aanwezige personeelsleden in een positie gebracht waarin geen tegenweer meer geboden kon worden: onder genoemde omstandigheden durfden en konden zij zich niet verroeren, zij hoorden glasgerinkel van het inslaan van de vitrines en verkeerden in angstige onzekerheid over wat er verder zou gebeuren. De gedragingen van de overvallers, in onderlinge samenhang bezien, dienen dan ook als gewelddadig gericht tegen deze personeelsleden, te weten [betrokkene 1], [betrokkene 3], [betrokkene 5], [betrokkene 2] en [betrokkene 4], te worden aangemerkt.
Bij de overval op de juwelier, waarvan de drie medeverdachten ter terechtzitting in hoger beroep hebben verklaard dat zij die gedrieën gepleegd hebben, was sprake van een gezamenlijk optreden van [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. De bijna gelijktijdige aankomst bij de juwelier, het bij zich dragen van wapens, vuisthamers en tassen om de overval te verwezenlijken, duiden op een planmatige aanpak en een nauwe en bewuste samenwerking, evenals het optreden binnen de juwelierszaak: een van de medeverdachten bleef met een wapen in de hand staan terwijl de andere twee de vitrines bewerkten met de vuisthamers. Eveneens in het vertrek was voorzien. Alle drie stapten op de motor waarmee [medeverdachte 2] naar de Zaanse Schans was gereden.
Uiteindelijk reden de drie medeverdachten in een tijdens hun vlucht gestolen Toyota Starlet vanaf de Zaanse Schans weg via de Pinksterdrie en sloegen zij linksaf de Diederik Sonoyweg in. De Toyota Starlet is ten slotte naast een bouwhek tegen een stapel stenen in de tuin van een in aanbouw zijnde woning in de buurtschap Haaldersbroek tot stilstand gekomen. De drie medeverdachten zijn in de onmiddellijke omgeving van de Toyota Starlet aangehouden.
Aan de Loobeek in de wijk 't Kalf te Zaandam, op korte afstand van de plaats waar de Toyota Starlet tot stilstand is gekomen, is een Audi S6 met het kenteken [AA-00-BB] aangetroffen, die in de week voorafgaand aan de overval in Amsterdam is gestolen.
In deze Audi is een moker aangetroffen van hetzelfde merk en van dezelfde soort als de hamers die bij het inslaan van de vitrines van de juwelier zijn gebruikt. Op het handvat van deze moker is een DNA-mengprofiel aangetroffen van de verdachte en van medeverdachte [medeverdachte 2]. De statistische bewijswaarde van deze sporen is weliswaar niet door het NFI berekend, maar beide verdachten kunnen, aldus het NFI, niet worden uitgesloten als donor van de biologische contactsporen. In de middenconsole van de Audi wordt een zogenoemde 'jammer' aangetroffen - bedoeld om GSM-verkeer te belemmeren en zich aan de nasporing van de politie te onttrekken - met daarop een duidelijk DNA-spoor van een broer van de verdachte ([betrokkene 9]), met nevenkenmerken van wederom de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. Tevens is in de Audi een tasje aangetroffen, met op het sluitkoord een DNA-spoor van medeverdachte
[medeverdachte 1]. Noch de verdachte, noch [medeverdachte 2], noch [medeverdachte 1] heeft een afdoende verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze sporen in de Audi.
De getuige [getuige 1], wonende op het adres [c-straat 1], zag op 30 juni 2011 omstreeks 13.30 uur, dat een grijze Audi het doodlopende straatje aan de zijkant van haar woning - de Loobeek - in reed en dat deze Audi daar achteruit werd ingeparkeerd. Zij zag de bestuurder, die zij omschrijft als een man met een wat fors postuur, donker haar, en een Zuid-Europees of Marokkaans uiterlijk, uitstappen en weglopen in de richting van een hofje.
De getuige [getuige 2], wonende op het adres [b-straat 2], heeft omstreeks 13.45 uur een man zien rennen door de steeg in de richting van het water, een doodlopende weg. Zij geeft als signalement: normaal postuur, niet dik, misschien licht getint, zwart haar, liep hard alsof er iets aan de hand was.
Verbalisanten zien omstreeks 13.45 uur ter hoogte van de Loobeek een Marokkaans ogende man over de Loobeek lopen. Als zij hem willen aanspreken, begint de man te rennen in de richting van de Loenense Beek. De verdachte is om 14.05 uur in de achtertuin van de woning op het adres [b-straat 1] aangehouden. De verbalisanten herkennen de aangehouden verdachte als de man die zij eerder vanaf de Loobeek richting de Loenense Beek hebben zien rennen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat niet is gebleken dat de persoon die de Audi heeft geparkeerd dezelfde is als degene die uiteindelijk door de politie is aangetroffen.
Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat de afstand tussen de plaats waar de auto wordt geparkeerd en de plaats waar de verdachte in een tuin is aangetroffen niet meer dan ongeveer 50 m bedraagt, althans buitengewoon klein is. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij de persoon is die voor de politie is weggevlucht. Het hof is van oordeel dat, gelet op de korte afstand tussen de parkeerplaats van de Audi aan de Loobeek, waar de bestuurder wordt gezien door de getuige [getuige 1], het gegeven dat de verdachte ter hoogte van de Loobeek door de verbalisanten wordt gezien en zich rennend uit de voeten maakt, de waarneming van getuige [getuige 2] (woonachtig aan de Loenense Beek) van een man die een doodlopende steeg in rent in de richting van het water en de vindplaats van de verdachte in de tuin van het perceel [b-straat 1], het in alle gevallen gaat om de verdachte.
Het hof hecht geen enkel geloof aan de verklaring van de verdachte over zijn aanwezigheid op 30 juni 2011 in de wijk waar hij is aangetroffen. Die verklaring, inhoudende dat hij daar door een vriendin is afgezet en dat hij in die wijk een andere vriendin zou ontmoeten, is niet verifieerbaar, nu verdachte met uitzondering van één voornaam geen gegevens over deze vriendinnen heeft kunnen of willen verstrekken. Voorts heeft de verdachte naar het oordeel van het hof allerminst een afdoende verklaring gegeven voor het feit dat hij voor de politie op de vlucht is gegaan en zich in een tuin heeft verstopt.
Zowel de Audi S6 als de verdachte als de drie medeverdachten zijn aldus op 30 juni 2011, omstreeks 14.00 uur, aangetroffen op korte afstand van elkaar en op relatief korte afstand van de plaats van de overval.
Uit het dossier blijkt dat de Diederik Sonoyweg, die de verdachten in de Toyota Starlet vanaf de rotonde bij de Zaanse Schans via de Pinksterdrie hebben gevolgd, in de buurtschap Haaldersbroek overgaat in een pad waar door fysieke belemmeringen (een wegversmalling en paaltjes) met een auto niet verder kan worden gereden in de richting van de brug over het water dat de buurtschap Haaldersbroek scheidt van de wijk 't Kalf te Zaandam. Met een motorfiets is dit wel mogelijk.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bekend is met de situatie in de wijk, waar hij is aangehouden, en de betreffende brug over het water. Hij is daar meerdere malen geweest.
De medeverdachten hebben ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het vluchtplan inhield dat zij gedrieën (met drie grote boodschappentassen met sieraden) op de motorfiets via een fietspad zouden terugrijden naar Amsterdam en dat zij er niet over hebben nagedacht dat zij op die manier een opvallende verschijning zouden vormen.
Naar het oordeel van het hof moet het op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, ervoor worden gehouden dat het werkelijke vluchtplan inhield dat de verdachten op de motorfiets via voornoemd niet voor auto's toegankelijk pad via de Haaldersbroek naar 't Kalf zouden rijden, daar de motorfiets zouden achterlaten en hun weg zouden vervolgen in de gereedstaande Audi S6.
Anders dan de verdachten op de motorfiets zou een eventueel achtervolgende politieauto deze vluchtroute niet hebben kunnen volgen.
De verdachte is door vier verschillende verbalisanten uit Amsterdam herkend op een foto met daarop een in het gezicht gefotografeerde man, die op 15 juni 2011 is gemaakt op het terrein van de Zaanse Schans, in de nabijheid van de juwelierszaak [A]. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof als eigen waarneming een grote mate van gelijkenis van de verdachte met de getoonde foto geconstateerd, zij het dat de verdachte ter zitting een andere haardracht en baardgroei vertoonde.
Naar het oordeel van het hof is hiermee aangetoond dat de verdachte [verdachte] op 15 juni 2011, twee weken vóór de overval op de juwelier, in de Zaanse Schans is geweest. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders dan dat de verdachte daar is geweest om een voorverkenning te doen ten behoeve van de op 30 juni 2011 gepleegde overval. Hierbij heeft het hof tevens overwogen dat de verklaring van verdachte - ter terechtzitting in hoger beroep herhaald - dat hij nog nooit in de Zaanse Schans is geweest, moet worden beschouwd als kennelijk leugenachtig, bedoeld om de waarheid te bemantelen.
Overigens is het hof van oordeel dat de wijze waarop de overval is uitgevoerd de indruk wekt van een volgens plan gearrangeerde opzet - nagenoeg gelijktijdige aankomst bij de te overvallen zaak, ongeveer hetzelfde tijdstip van aankomst van verdachte met de vluchtauto, gezichtsbedekking, hamers om de vitrines in te slaan, vuurwapens ter bedreiging, een geraffineerde vluchtweg, een jammer om het GSM verkeer te verstoren - die alleen maar is misgegaan door toedoen van de eigenaar van de juwelierszaak en de tijdig ter plaatse gekomen politie. De verklaring van met name medeverdachte [medeverdachte 2] dat sprake zou zijn geweest van een 'last minute' plan, met weinig tot geen uitgewerkte instructies voor de deelnemers, waarbij de planmatige voorbereiding slechts heeft bestaan in een via internet uitgevoerde situatiebeoordeling, wordt door het hof als onaannemelijk verworpen.
Voor zover namens de verdachte [verdachte] in hoger beroep is betoogd dat de beschreven omstandigheden berusten op toeval, is het hof van oordeel dat die omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, verre de grenzen van de aannemelijkheid van toeval overschrijden; het hof hecht derhalve geen geloof aan de (impliciete) verklaring van de verdachte.
Het hof is op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte niet alleen de bestuurder is geweest van de beoogde vluchtauto (de Audi S6) en ter plaatse de medeverdachten heeft opgewacht, maar ook betrokken is geweest bij een voorverkenning van de plaats delict op 15 juni 2011. Er is dan ook een nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen verdachte en degenen die de overval feitelijk hebben uitgevoerd, zodat het hof met de rechtbank van oordeel is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de overval op juwelier [A] te Zaandam."