Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
12 februari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 4 mei 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1986. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van gewoonteheling en deelneming aan een criminele organisatie. Dit gebeurde door samen met zijn broer op grote schaal gestolen gereedschappen te verkopen die uit bedrijfsbusjes waren gehaald. De Hoge Raad heeft op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 17/02460.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie die door de advocaat van de verdachte, B. Kizilocak, zijn voorgesteld, beoordeeld. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat het eerdere oordeel van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.