In deze zaak gaat het om de vraag of de veroordeelde in cassatie kan gaan tegen de afwijzing van zijn herzieningsaanvraag door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De advocaat-generaal (AG) adviseert de Hoge Raad om de veroordeelde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. De zaak betreft een eerdere veroordeling van de veroordeelde voor moord, waarbij hij een gevangenisstraf van 24 jaar kreeg opgelegd. De herzieningsaanvraag van de veroordeelde is eerder al twee keer afgewezen door het Gemeenschappelijk Hof, en tegen deze afwijzingen is geen cassatieberoep open. De AG wijst op de geslotenheid van het rechtsmiddelenstelsel, wat inhoudt dat een rechterlijke beslissing in het algemeen alleen door een hogere rechter kan worden vernietigd. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken al aangegeven dat cassatieberoep tegen de afwijzing van een herzieningsaanvraag niet openstaat. De AG concludeert dat de wetgever geen mogelijkheid heeft gecreëerd voor cassatie tegen dergelijke beslissingen, en dat de huidige wetgeving en rechtspraak in overeenstemming zijn met de beginselen van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid binnen het Koninkrijk. De conclusie van de AG is dat de veroordeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.