ECLI:NL:HR:2009:BG6595
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen beschikking van de voorzitter van het gerechtshof
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een beschikking van de voorzitter van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De beschikking betreft het buiten behandeling laten van een ingesteld hoger beroep, zoals bedoeld in artikel 410a, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdachte, geboren in 1981 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.H. Jebbink uit Amsterdam. De Procureur-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Hoge Raad heeft op 31 maart 2009 geoordeeld dat volgens artikel 445 Sv beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in dat wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen specifieke bepaling is die het mogelijk maakt om cassatie in te stellen tegen een beschikking als bedoeld in artikel 410a, vierde lid Sv, kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. Dit oordeel is in lijn met eerdere rechtspraak en de relevante Kamerstukken.
De Hoge Raad heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Deze beslissing is genomen door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.