ECLI:NL:HR:1998:ZD7279

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 1998
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
3819
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H. Hermans
  • A. Bleichrodt
  • C. Corstens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 1998 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak betreft een verzoeker, geboren in 1945 en woonachtig op Aruba, die ten tijde van de bestreden beschikking gedetineerd was in het Korrektie Instituut Aruba. Het Hof had de Procureur-Generaal verzocht om aanvullend bewijsmateriaal en garanties van de Amerikaanse autoriteiten te verkrijgen, met een deadline voor het indienen van deze stukken.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is, omdat noch de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba, noch enige andere wetsbepaling de mogelijkheid biedt om tegen een dergelijke beschikking in cassatie te gaan. De Hoge Raad benadrukt dat het openstellen van een cassatieberoep tegen deze beschikkingen buiten de rechtsvormende taak van de rechter valt en aan de wetgever moet worden overgelaten.

De advocaat van de verzoeker, mr. D.G. Kock, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Hoge Raad heeft deze buiten behandeling gelaten voor zover deze betrekking hadden op een andere beschikking van het Hof, omdat er geen bewijs was dat daartegen beroep in cassatie was ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal, Van Dorst, was dat de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn cassatieberoep. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

Uitspraak

31 maart 1998
Strafkamer
nr. 3819 Besch.
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 31 januari 1998 in de zaak tegen:
[Verzoeker], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende op Aruba, ten tijde van de bestreden beschikking gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.
1. De bestreden beschikking
Het Hof heeft de Procureur-Generaal verzocht:
a. om langs de daarvoor voorgeschreven weg het onder 1. van bovenvermelde beschikking bedoelde aanvullend bewijsmateriaal te verzoeken;
b. om langs de daarvoor voorgeschreven weg aan de bevoegde Amerikaanse autoriteit de onder 2. van bovenvermelde beschikking bedoelde garantie te verzoeken;
c. om uiterlijk een week vóór de voortzetting van de behandeling van het Hof van 2 april 1998 de door hem in dit verband verkregen stukken aan het Hof en aan de raadslieden van [verzoeker] te doen toekomen.
2. Het cassatieberoep
2.1. Het beroep is ingesteld door [verzoeker]. Namens deze heeft mr D.G. Kock, advocaat te Oranjestad, Aruba, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. Hoewel blijkens die schriftuur ook wordt opgekomen tegen een beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 20 februari 1998, moet de schriftuur in zoverre buiten behandeling blijven, omdat de Hoge Raad bij de stukken geen akte heeft aangetroffen waaruit blijkt dat tegen die beschikking beroep in cassatie is inge steld.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van een na de terechtzitting waarop de conclusie van het Openbaar Ministerie is genomen nog ingekomen brief van de raadsman, gedateerd 16 maart 1998.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
De Advocaat-Generaal Van Dorst heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn (veronderstelde) cassatieberoep tegen beide beschikkingen.
4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Noch ingevolge de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba, noch ingevolge enige andere wetsbepaling staat tegen een beschikking als de onderhavige cassatieberoep op de Hoge Raad open. Het openstellen van een dergelijk beroep valt buiten de rechtsvormende taak van de rechter en moet daarom aan de wetgever worden overgelaten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice- president Hermans als voorzitter, en de raadsheren Bleichrodt en Corstens, in bijzijn van de griffier Bogaert in raadkamer en uitgesproken ter openbare te rechtzitting van 31 maart 1998.