ECLI:NL:HR:2003:AF4207
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van verdachte tegen vrijspraak en veroordeling in moord- en doodslagzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin hij op 9 juli 2001 was veroordeeld voor moord en doodslag. De verdachte, geboren in 1967 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht', heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. C.N.G.M. Starmans. De benadeelde partijen, vertegenwoordigd door mr. D. Koningsbloem, hebben ook middelen van cassatie ingediend. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep, en dat de middelen van de benadeelde partijen buiten beschouwing moeten blijven.
De Hoge Raad heeft op 25 maart 2003 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn van twee maanden na de aanzegging van de uitspraak zijn middelen van cassatie heeft ingediend. Dit betekent dat de Hoge Raad niet bevoegd is om de ingediende schrifturen van de benadeelde partijen te beoordelen, aangezien de wet geen regeling biedt voor het instellen van cassatie door benadeelde partijen in deze situatie. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof bevestigd, waarbij de verdachte was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar wel was veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf voor moord en doodslag. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, maar de vorderingen van de andere benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard.