ECLI:NL:HR:2011:BO0082

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01569 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J. de Hullu
  • W.M.E. Thomassen
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen vonnis Politierechter en beschikking Hof

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte tegen een vonnis van de Politierechter en een beschikking van het Hof. De verdachte was op 17 september 2008 door de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht veroordeeld voor poging tot diefstal, met een geldboete van € 400,--. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld, maar de Voorzitter van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 27 februari 2009 beslist dat het hoger beroep buiten behandeling wordt gelaten, op basis van artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De Hoge Raad oordeelt dat ingevolge artikel 427 Sv er geen beroep in cassatie openstaat tegen het vonnis van de Politierechter. Dit betekent dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep tegen dit vonnis. Daarnaast wordt ook de ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen de beschikking van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad stelt vast dat volgens artikel 445 Sv beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in het wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen bepaling is die het mogelijk maakt om in cassatie te komen tegen een beschikking als bedoeld in artikel 410a, vierde lid, Sv, kan de verdachte ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn cassatieberoep tegen deze beschikking.

De Hoge Raad concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep en bevestigt de beslissing van het Hof. Deze uitspraak is gedaan door de Hoge Raad der Nederlanden op 28 juni 2011, met de vice-president als voorzitter en vier raadsheren in raadkamer.

Uitspraak

28 juni 2011
Strafkamer
nr. 09/01569 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 17 september 2008, nummer 03/501055-07, almede tegen een beschikking als bedoeld in art. 410a, vierde lid, Sv van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 februari 2009, nummer 20/003577-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.M.J. Graus, advocaat te Heerlen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beroep in cassatie tegen de beschikking van de voorzitter van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 februari 2009, alsmede dat de Hoge Raad verstaat dat het hoger beroep tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 17 september 2008 geen geval betreft als beschreven in art. 410a lid 1 Sv, dat de zaak op de voet van art. 412 Sv ter terechtzitting in hoger beroep aanhangig dient te worden gemaakt en dat de stukken van het geding ter fine als voormeld zullen worden gezonden aan de griffier van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
2. Procesgang
2.1. De verdachte is bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 17 september 2008 ter zake van "poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking" veroordeeld tot een geldboete van € 400,--. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
2.2. De Voorzitter van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij beschikking op de voet van art. 410a Sv van 27 februari 2009 beslist dat het hoger beroep buiten behandeling wordt gelaten.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep voor zover dat is gericht tegen het vonnis van de Politierechter
Ingevolge art. 427 Sv staat tegen het vonnis van de Politierechter geen beroep in cassatie open. Hieruit volgt dat de verdachte in zoverre niet kan worden ontvangen in het ingestelde cassatieberoep.
4. Beoordeling van het middel voor zover dat is gericht tegen de beschikking van de Voorzitter van het Gerechtshof
4.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat de Voorzitter het hoger beroep niet buiten behandeling had mogen laten.
4.2. Art. 129 Sv luidt:
"Waar van misdrijf in het algemeen of van enig misdrijf in het bijzonder gesproken wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van dat misdrijf begrepen, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt."
Art. 410a, Sv luidt, voor zover hier van belang:
"1. Ingeval hoger beroep openstaat en is ingesteld tegen een vonnis betreffende uitsluitend een of meer overtredingen of misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van niet meer dan vier jaren is gesteld, waarbij geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van € 500, wordt het ingestelde hoger beroep slechts ter terechtzitting aanhangig gemaakt en behandeld indien zulks naar het oordeel van de voorzitter in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist.
4. In het andere geval beslist de voorzitter bij een met redenen omklede beschikking dat het hoger beroep buiten behandeling wordt gelaten. Deze beschikking geldt als een beslissing op het rechtsmiddel als bedoeld in artikel 557, eerste lid.
7. In het geval, bedoeld in het vierde lid, staat tegen het vonnis waarop de beschikking van de voorzitter betrekking heeft, geen beroep in cassatie open."
4.3. De verdachte is bij vonnis van de Politierechter veroordeeld ter zake van poging tot een misdrijf dat in art. 311 Sr is bedreigd met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. De Voorzitter van het Hof heeft dus - gelet op art. 129 Sv - ten onrechte toepassing gegeven aan art. 410a Sv. Nochtans kan de verdachte niet worden ontvangen in zijn cassatieberoep. Volgens art. 445 Sv staat tegen beschikkingen beroep in cassatie immers alleen open in de gevallen in dat wetboek bepaald. In dat wetboek komt geen bepaling voor volgens welke beroep in cassatie openstaat tegen een beschikking als bedoeld in art. 410a, vierde lid, Sv van de voorzitter van een gerechtshof om een ingesteld hoger beroep buiten behandeling te laten (vgl. HR 31 maart 2009, LJN BG6595, NJ 2010/338).
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2011.