ECLI:NL:HR:2011:BO0082
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen vonnis Politierechter en beschikking Hof
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte tegen een vonnis van de Politierechter en een beschikking van het Hof. De verdachte was op 17 september 2008 door de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht veroordeeld voor poging tot diefstal, met een geldboete van € 400,--. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld, maar de Voorzitter van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 27 februari 2009 beslist dat het hoger beroep buiten behandeling wordt gelaten, op basis van artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De Hoge Raad oordeelt dat ingevolge artikel 427 Sv er geen beroep in cassatie openstaat tegen het vonnis van de Politierechter. Dit betekent dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep tegen dit vonnis. Daarnaast wordt ook de ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen de beschikking van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad stelt vast dat volgens artikel 445 Sv beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in het wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen bepaling is die het mogelijk maakt om in cassatie te komen tegen een beschikking als bedoeld in artikel 410a, vierde lid, Sv, kan de verdachte ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn cassatieberoep tegen deze beschikking.
De Hoge Raad concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep en bevestigt de beslissing van het Hof. Deze uitspraak is gedaan door de Hoge Raad der Nederlanden op 28 juni 2011, met de vice-president als voorzitter en vier raadsheren in raadkamer.