ECLI:NL:HR:2002:AD7011
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van de Advocaat-Generaal tegen niet-ontvankelijkverklaring van benadeelde partijen in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het Gerechtshof had op 30 mei 2000 de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld voor subsidiaire feiten, waaronder mishandeling van een ambtenaar en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren opgelegd. De benadeelde partijen werden door het Hof niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
De Advocaat-Generaal heeft cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad oordeelt dat het openbaar ministerie niet kan worden ontvangen in zijn beroep tegen de beslissing van het Hof over de vorderingen van de benadeelde partijen. Dit is gebaseerd op artikel 95, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad alleen kennis kan nemen van cassatie-eisen die zijn ingesteld door partijen. Aangezien het openbaar ministerie geen partij is in de vorderingen van de benadeelde partijen, kan het beroep niet worden ontvangen.
De Hoge Raad concludeert dat de schriftuur van de benadeelde partij onbesproken moet blijven, omdat het niet mogelijk is om rechtspunten te beoordelen die betrekking hebben op hun vorderingen. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad de Advocaat-Generaal niet-ontvankelijk in het cassatieberoep, waarmee de beslissing van het Gerechtshof in stand blijft.