ECLI:NL:HR:2014:692

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
12/05684
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsaanvrage in Antilliaanse strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een veroordeelde in een Antilliaanse strafzaak. De veroordeelde had een herzieningsaanvraag ingediend op basis van artikel 461 van het Wetboek van Strafvordering van Curaçao, maar deze aanvraag werd door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat een afwijzing van een herzieningsaanvraag niet kan worden aangemerkt als een 'vonnis' in de zin van de Rijkswet cassatierechtspraak. Dit betekent dat de veroordeelde niet kan worden beschouwd als 'verdachte' in de context van deze wet, en dat er geen mogelijkheid bestaat om tegen een dergelijke afwijzing beroep in cassatie in te stellen. De Hoge Raad benadrukte dat noch in de Rijkswet cassatierechtspraak, noch in andere wettelijke bepalingen een beroep tegen een afwijzing van een herzieningsaanvraag is opengesteld. De Hoge Raad verklaarde de veroordeelde dan ook niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep. Deze uitspraak bevestigt het systematische onderscheid tussen gewone en buitengewone rechtsmiddelen binnen het Koninkrijk.

Uitspraak

25 maart 2014
Strafkamer
nr. S 12/05684 A
IV/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 13 november 2012, nummer HAR 34/12, in de zaak van:
[veroordeelde], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in het beroep in cassatie.

2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

2.1.
Het cassatieberoep is gericht tegen een uitspraak van het Hof als bedoeld in art. 461 van het Wetboek van Strafvordering van Curaçao (hierna: Sv Curaçao), houdende de afwijzing van de namens de veroordeelde ingediende aanvrage tot herziening van het vonnis van het Hof van 4 februari 2010 waarbij hij ter zake van moord is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 jaren.
2.2.
Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
- Art. 1, eerste lid, Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Rijkswet cassatierechtspraak):
"De Hoge Raad der Nederlanden neemt ten aanzien van burgerlijke en strafzaken in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, voor zover in deze Rijkswet niet anders is bepaald, in overeenkomstige gevallen, op overeenkomstige wijze en met overeenkomstige rechtsgevolgen als ten aanzien van burgerlijke en strafzaken in het Europese deel van het Koninkrijk, kennis van een beroep in cassatie, ingesteld hetzij door partijen, hetzij 'in het belang der wet' door de procureur-generaal bij de Hoge Raad."
- Art. 10 Rijkswet cassatierechtspraak:
"1. Partijen kunnen in strafzaken geen beroep in cassatie instellen tegen beschikkingen.
2. De verdachte kan geen beroep in cassatie instellen tegen bij verstek gewezen vonnissen.
3. Voor het openbaar ministerie wordt een beroep in cassatie ingesteld door een procureur-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba."
- Art. 11, eerste lid, Rijkswet cassatierechtspraak:
"Voor het instellen van het beroep in cassatie staat de verdachte en een procureur-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een termijn open van veertien vrije dagen. Bij algemene maatregel van rijksbestuur kan een langere termijn worden vastgesteld voor de gevallen, waarin de verdachte geen woonplaats heeft op het eiland waar de beslissing, waartegen beroep in cassatie wordt ingesteld, is uitgesproken."
- Art. 427 Wetboek van Strafvordering van het Europese deel van Koninkrijk (Sv Nederland), geplaatst in het hoofdstuk "Gewone rechtsmiddelen":
"1. Tegen de arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende misdrijven staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, en de verdachte.
2. Tegen arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende overtredingen staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat het arrest heeft gewezen, en de verdachte, tenzij terzake in de einduitspraak:
a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het arrest twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van EUR 250.
3. Tegen de arresten, bedoeld in het tweede lid, onder a en b, staat niettemin beroep in cassatie open indien zij een overtreding betreffen van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen
Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.
4. Hoger beroep schorst de rechtsgevolgen van beroep in cassatie; indien in de lagere aanleg een uitspraak wordt gegeven over een of meer van de vragen, bedoeld in de artikelen 351 en 352 vervalt het ingestelde beroep in cassatie."
- Art. 461, eerste lid, Sv Curaçao, geplaatst in het hoofdstuk "Buitengewone rechtsmiddelen":
"Acht het Hof de aanvrage niet gegrond, dan wijst het die bij met redenen omklede uitspraak af."
2.3.
Ingevolge art. 10 in verbinding met art. 11, eerste lid, Rijkswet cassatierechtspraak staat - voor zover hier van belang - voor 'de verdachte' beroep in cassatie open tegen 'vonnissen' in 'strafzaken'. Een uitspraak als de onderhavige, waarbij het Hof een aanvrage van een veroordeelde tot herziening van de in kracht van gewijsde gegane einduitspraak houdende zijn veroordeling, heeft afgewezen, kan niet worden aangemerkt als een 'vonnis' in een 'strafzaak' in de zin van de Rijkswet cassatierechtspraak, zoals ook de veroordeelde niet kan worden aangemerkt als 'verdachte' als bedoeld in die wet.
De in art. 461 Sv Curaçao bedoelde afwijzing van een herzieningsaanvrage kan ook niet worden aangemerkt als een uitspraak als bedoeld in art. 427 Sv Nederland.
Voorts is noch in de Rijkswet cassatierechtspraak noch in enige andere wetsbepaling tegen zo een afwijzing beroep op de Hoge Raad opengesteld.
Een en ander strookt met het in het Koninkrijk gangbare systematische onderscheid tussen gewone en buitengewone rechtsmiddelen.
Gelet op het vorenoverwogene kan de veroordeelde niet worden ontvangen in zijn cassatieberoep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2014.