ECLI:NL:OGEAC:2021:225

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
CUR202002481
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep in belastingzaken

In deze zaak heeft belanghebbende, gevestigd te Curaçao, op 26 juni 2019 een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2017 ontvangen, ter hoogte van NAf 69.927, vergezeld van een boete voor te late betaling van NAf 10.000. Na bezwaar gemaakt te hebben op 26 augustus 2019, heeft belanghebbende op 19 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, waarvoor een griffierecht van NAf 150 is betaald. Op 30 juni 2021 heeft belanghebbende het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht. Het Gerecht heeft geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding, omdat de Inspecteur gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoet is gekomen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de proceskosten voor de bezwaarfase op NAf 100 worden vastgesteld, en voor de beroepsfase op NAf 175, met een totale vergoeding van NAf 275. Het verzoek om vergoeding van proceskosten is gegrond verklaard, en de Inspecteur is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van NAf 150.

Uitspraak

Uitspraak van 29 november 2021
BBZ nr. CUR202002481
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in Belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 26 juni 2019 een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2017 opgelegd van NAf 69.927 en tevens een boete voor te late betaling van NAf 10.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 26 augustus 2019 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 19 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
Partijen zijn op 24 mei 2021 uitgenodigd voor de zitting van 1 juli 2021.
1.5
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 30 juni 2021 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
1.6
De griffier heeft op 1 juli 2021 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De Inspecteur heeft op 8 juli 2021 gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur (gedeeltelijk) aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53). Belanghebbende komt in aanmerking voor een vergoeding van die kosten. Dat de directeur en (indirect) aandeelhouder van belanghebbende [aandeelhouder] tevens een van de partners is van het kantoor [Q], dat als gemachtigde optreedt, doet daar niet aan af. Dat kantoor is immers een derde en omdat anderen dan de [aandeelhouder] daadwerkelijk rechtsbijstand verleend hebben is van vereenzelviging van de rechtsbijstandsverlener en belanghebbende geen sprake (vgl. HR 8 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0078).
Kosten bezwaarfase
2.4
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.5
Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Belanghebbende heeft immers tijdig de aangifte winstbelasting ingediend en het bedrag aan verschuldigde winstbelasting op tijd betaald, zodat het vervolgens opleggen van een belastingaanslag en verzuimboete ernstig onzorgvuldig is.
2.6
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 100 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor van 1).
Kosten beroepsfase
2.7
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.8
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.9
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 175 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (beroep niet tijdig beslissen)).
2.1
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op het bezwaar (vgl. GEA Curacao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
2.11
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).
2.12
Gelet op het vorenstaande is het verzoek om vergoeding van proceskosten kennelijk gegrond.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 275; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 29 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.