In deze zaak heeft belanghebbende, gevestigd te Curaçao, een beroep ingetrokken tegen een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2016, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De naheffingsaanslag bedroeg NAf 6.000, met een verzuimboete van NAf 300 wegens het niet tijdig doen van aangifte. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en later beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. De Inspecteur heeft de aanslag en de verzuimboete vernietigd, waarna belanghebbende op 20 mei 2021 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat artikel 7a van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken van toepassing is op het verzoek om proceskostenvergoeding bij intrekking van het beroep. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk gegrond is, omdat de Inspecteur ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld door de belastingaanslag op te leggen, terwijl belanghebbende tijdig aangifte had gedaan. De proceskosten zijn vastgesteld op NAf 200, en het betaalde griffierecht van NAf 150 dient door de Inspecteur te worden vergoed.
De uitspraak is gedaan op 2 augustus 2021 door mr. drs. M.M. de Werd, in aanwezigheid van griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc. Tegen deze uitspraak staat verzet open binnen twee maanden na de verzenddatum.