ECLI:NL:OGEAC:2021:149

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
CUR202003427
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in belastingzaken na intrekking van beroep

In deze zaak heeft belanghebbende op 26 oktober 2018, vier dagen voor de indieningstermijn, uitstel gevraagd voor de indiening van de aangifte winstbelasting 2018. De Inspecteur verleende op 4 februari 2020 uitstel met terugwerkende kracht tot 1 juni 2019. Belanghebbende diende de aangifte op 30 april 2019 tijdig in, waarop geen belasting verschuldigd was. De Inspecteur legde echter een naheffingsaanslag op van NAf 18.000 en een verzuimboete van NAf 2.700. Na bezwaar werd de aanslag verminderd naar nihil, maar de boete bleef onderwerp van geschil. Belanghebbende trok het beroep in nadat de Inspecteur de boetebeschikking had vernietigd, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat belanghebbende recht had op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur tegen beter weten in de belastingaanslag en boete had opgelegd. Het Gerecht stelde vast dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat er sprake was van ernstige onzorgvuldigheid aan de zijde van de Inspecteur. De proceskosten werden vastgesteld op NAf 25 voor de bezwaarfase en NAf 200 voor de beroepsfase, waarbij het Gerecht de Inspecteur opdroeg het betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 18 augustus 2021 door rechter M.M. de Werd, in aanwezigheid van griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.

Uitspraak

Uitspraak van 18 augustus 2021
BBZ nr. CUR202003427
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
en:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 31 december 2019 een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2018 opgelegd van NAf 18.000. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 2.700 vanwege het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Belanghebbende heeft op 25 februari 2020 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 juni 2020 de naheffingsaanslag winstbelasting verminderd naar nihil en de boete tot NAf 2.500.
1.4
Belanghebbende heeft op 19 augustus 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boete. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
Partijen zijn op 24 mei 2021 uitgenodigd voor de zitting van 1 juli 2021.
1.6
Op 24 juni 2021 heeft de Inspecteur een verweerschrift ingediend. Hierin vermeldt de Inspecteur dat de hij de boete beschikking heeft vernietigd.
1.7
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 25 juni 2021 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan haar bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de proceskosten.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curacao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
2.4
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat geen recht bestaat op een proceskostenvergoeding omdat het bezwaar pas op 4 maart 2020, dus te laat is ingediend en daarom niet ontvankelijk is. Het Gerecht verwerpt dit standpunt. Belanghebbende heeft een pro forma bezwaarschrift overgelegd met daarop een door de Belastingdienst geplaatst datumstempel “FEB 25 2020”. Het bezwaar is dus tijdig ingediend. Ten overvloede wijst het Gerecht erop dat ook bij intrekking van een niet ontvankelijk bezwaar of beroep recht kan bestaan op een proceskostenvergoeding (zie HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1224).
Kosten bezwaarfase
2.5
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.6
Ingevolge artikel 15, vierde lid van de ALL is de belastingplichtige gehouden om uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitieve aangifte te doen. In artikel 15, vijfde lid van de ALL neemt de Inspecteur een schriftelijk gemotiveerde beslissing binnen vijftien dagen na ontvangst van een verzoek. Indien de Inspecteur niet binnen vijftien dagen schriftelijk afwijzend heeft beslist, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. Op grond van het artikel 18, lid 2, van de ALL kan de Inspecteur bij het niet tijdig doen van de aangifte winstbelasting een boete opleggen van hoogste NAf 2.500.
2.7
Belanghebbende heeft een gebroken boekjaar dat loopt van 1 mei tot en met 30 april. Ingevolge artikel 15, vierde lid, van de ALL was belanghebbende gehouden om uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het (gebroken) boekjaar, dat is uiterlijk 1 november 2018 over het boekjaar 2017/2018 aangifte te doen. Op 26 oktober 2018, dus voor afloop van de indieningstermijn, heeft belanghebbende om uitstel voor de indiening van de aangifte gevraagd. De Inspecteur heeft op 4 februari 2020 op dit verzoek beslist en uitstel met terugwerkende kracht verleend tot 1 juni 2019. Belanghebbende heeft de aangifte winstbelasting 2018 op 30 april 2019, dus tijdig, ingediend. Op grond van de aangifte is geen winstbelasting verschuldigd.
2.8
Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslag en boetebeschikking opgelegd, zodat sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid. Belanghebbende heeft immers tijdig de aangifte winstbelasting ingediend, op grond waarvan geen belasting was verschuldigd. (vgl. GEA Curaçao 4 oktober 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:249; GEA Curaçao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
2.9
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 25 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor van 0,25. De zaak wordt als zeer licht aangemerkt omdat slechts in geschil was de vraag of de aangifte tijdig is ingediend.
Kosten beroepsfase
2.1
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.11
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.12
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 175 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (beroep niet tijdig beslissen)).
2.13
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op het bezwaar (vgl. GEA Curacao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
2.14
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).
2.15
Gelet op het vorenstaande is sprake van een kennelijk gegrond verzoek.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage
van NAf 200; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 18 augustus 2021, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.