In deze zaak heeft belanghebbende op 26 oktober 2018, vier dagen voor de indieningstermijn, uitstel gevraagd voor de indiening van de aangifte winstbelasting 2018. De Inspecteur verleende op 4 februari 2020 uitstel met terugwerkende kracht tot 1 juni 2019. Belanghebbende diende de aangifte op 30 april 2019 tijdig in, waarop geen belasting verschuldigd was. De Inspecteur legde echter een naheffingsaanslag op van NAf 18.000 en een verzuimboete van NAf 2.700. Na bezwaar werd de aanslag verminderd naar nihil, maar de boete bleef onderwerp van geschil. Belanghebbende trok het beroep in nadat de Inspecteur de boetebeschikking had vernietigd, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat belanghebbende recht had op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur tegen beter weten in de belastingaanslag en boete had opgelegd. Het Gerecht stelde vast dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat er sprake was van ernstige onzorgvuldigheid aan de zijde van de Inspecteur. De proceskosten werden vastgesteld op NAf 25 voor de bezwaarfase en NAf 200 voor de beroepsfase, waarbij het Gerecht de Inspecteur opdroeg het betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 18 augustus 2021 door rechter M.M. de Werd, in aanwezigheid van griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.