Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Verdere beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stichting Waternet en een consument, hierna aangeduid als [verweerder]. De zaak betreft de vraag of er een overeenkomst tot levering van drinkwater tot stand is gekomen tussen de consument en het drinkwaterbedrijf. De Hoge Raad heeft deze kwestie in het licht van eerdere arresten en een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de levering van drinkwater door Waternet niet valt onder de richtlijnen die betrekking hebben op consumentenrechten en oneerlijke handelspraktijken, omdat de Drinkwaterwet en de bijbehorende regelgeving primair gericht zijn op de bescherming van de volksgezondheid en niet op de economische belangen van consumenten. De Hoge Raad vernietigt het eerdere arrest van het gerechtshof Amsterdam en verwijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat de consument, ondanks dat hij geen expliciete overeenkomst heeft gesloten, wel degelijk gebruik heeft gemaakt van de drinkwatervoorziening en dat de omstandigheden wijzen op een impliciete overeenkomst. De Hoge Raad legt de nadruk op de noodzaak om de nationale wetgeving te toetsen aan de Europese richtlijnen, maar concludeert dat in dit geval de levering van drinkwater niet als ongevraagd kan worden gekwalificeerd.