ECLI:NL:HR:2001:AD5352
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van boete uit koopovereenkomst en onrechtmatige daad
In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], dat verweerder, Jerphaas van Daalen, hen een bedrag van ƒ 250.000,-- zou betalen. Dit bedrag was een boete die volgens hen verschuldigd was door de niet-nakoming van een koopovereenkomst die op 1 december 1995 was gesloten. De eisers stelden dat er tijdens een bespreking op die datum overeenstemming was bereikt over de koopprijs van een kampeerterrein, onder voorbehoud van financiering. Verweerder heeft echter de onderhandelingen beëindigd, wat volgens eisers onrechtmatig was.
De Rechtbank te Utrecht heeft in eerste instantie de vordering van eisers toegewezen, maar verweerder ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof vernietigde het vonnis van de Rechtbank en wees de primaire vordering van eisers af, maar liet hen toe tot bewijslevering over de subsidiaire grondslag van hun vordering. Eisers stelden dat verweerder onvoldoende inspanning had geleverd om de benodigde financiering te verkrijgen.
Eisers gingen in cassatie tegen het tussenarrest van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd met betrekking tot de bewijskracht van getuigenverklaringen en de inspanningsverplichting van verweerder. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd verweerder veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.