Uitspraak
1.de vennootschap onder firma [geïntimeerde1] V.O.F.
2. [geïntimeerde2]
3. [geïntimeerde3]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- de akte van Linge Lloyd
- de antwoordakte van Partycentrum
2.De kern van de zaak
3.De feiten
4.De redenen voor de beslissing
- de schriftelijke stukken die Linge Lloyd en Partycentrum in de procedure bij de rechtbank hebben ingediend (zoals de zogenoemde producties 1 tot en met 34 van Linge Lloyd en de producties 1 tot en met 7 van Partycentrum)
- de verklaring die [naam1] (hierna: [naam1] ) heeft afgelegd als getuige toen de rechtbank hem, op verzoek van Linge Lloyd, heeft gehoord in een getuigenverhoor
- de verklaring die [geïntimeerde2] heeft afgelegd als getuige toen de rechtbank hem, op verzoek van Partycentrum, heeft gehoord in een tegengetuigenverhoor.
- [naam1] heeft op 24 januari 2019 telefonisch met [geïntimeerde2] gesproken. [geïntimeerde2] vroeg hem of hij nog een keer kon doorgeven wat er open stond. [naam1] heeft aangegeven bereid te zijn tot het treffen van een regeling om tot een oplossing te komen. Ditzelfde voorstel was al een jaar eerder besproken, op 17 januari 2018. De vordering is toen niet inhoudelijk doorgenomen.
- [naam1] heeft op 24 januari 2019 een email gestuurd aan [geïntimeerde2] met daarin een overzicht van de openstaande vordering.
- Op 25 januari 2019 belde [geïntimeerde2] naar [naam1] . [geïntimeerde2] zei dat hij naar de bedragen had gekeken, dat hij daarmee akkoord was en dat hij het wilde afronden. [naam1] en [geïntimeerde2] hebben niet de facturen en bedragen helemaal doorgelopen zoals [naam1] die in de brief van 24 januari heeft opgenomen. We
- We
- Toen [naam1] het telefoongesprek met [geïntimeerde2] beëindigde, was de hele regeling bekend behalve de uitwerking van de creditering naar de € 40.000,- ex BTW. Die creditering heeft [naam1] uitgewerkt in de brief van 26 januari 2019. [naam1] heeft van [geïntimeerde2] geen reactie op deze brief ontvangen. Het klopt dat [geïntimeerde2] veelal telefonisch reageerde. Over deze regeling heeft [naam1] van [geïntimeerde2] enkel op 25 januari 2019 telefonisch een reactie gekregen.
- [naam1] heeft verder geen contact met [geïntimeerde2] opgenomen voor verdere bevestiging van de afspraak. [naam1] heeft wel een bericht uitgestuurd naar de toenmalige accountant van [geïntimeerde2] , [naam2] , over de afwikkeling van de BTW. [naam1] hoefde verder geen bevestiging te vragen, want er werden betalingen gedaan door [geïntimeerde2] conform de afgesproken regeling. Volgens [naam1] werden eind januari 2019 de voorschotnota’s al conform afspraak betaald. De afspraken leken te worden nagekomen conform de regeling. [naam1] ging er ook van uit dat deze afspraken zijn opgenomen in de financiële stukken van [geïntimeerde2] . Het BTW bedrag is uitbetaald door de belastingdienst en daarna doorbetaald aan Linge Lloyd.
- DAS heeft [naam1] bevestigd dat [geïntimeerde2] na 26 januari 2019 geen schriftelijk en mondeling contact met hen heeft opgenomen. Er is wel correspondentie over de betalingsregeling uitgestuurd naar [geïntimeerde2] , maar hierop is niet gereageerd.
- Na het contact op 26 januari 2019 met [geïntimeerde2] is DAS geïnstrueerd dat de incassomaatregelen stopgezet konden worden, omdat er een regeling was getroffen. DAS zou wel het dossier aanhouden.
- Onderdeel van de regeling van € 40.000 ex BTW was de afwikkeling van de openstaande facturen voor [geïntimeerde2] in privé. Dit onderdeel van de regeling heeft [geïntimeerde2] conform de regeling betaald. Op 10 januari 2020 hebben wij [geïntimeerde2] een email gestuurd met de openstaande som. Hierop is geen reactie gekomen. Behalve dat ongeveer 10 dagen later voor de laatste keer een bedrag van € 1500 is betaald door [geïntimeerde2] .
- [geïntimeerde2] heeft op 24 januari 2019 naar Linge Lloyd gebeld en gesproken met [naam1] . [geïntimeerde2] heeft toen gebeld, omdat hij een mail had gekregen.
- Tijdens dat gesprek op 24 januari 2019 heeft [geïntimeerde2] aangegeven dat hij de voorschotten wilde betalen, maar het overige niet. [geïntimeerde2] heeft, denkt hij, voortgeborduurd op eerdere gesprekken. Die gesprekken waren niet telefonisch. In 2018 is [naam1] een keer langs geweest, samen met de heer [naam3] . [naam3] heeft [geïntimeerde2] later nog wel een paar keer gebeld, maar [geïntimeerde2] wilde met hem niet overleggen, want hij deed zaken met [naam1] . [geïntimeerde2] weet niet hoe het gesprek op 24 januari met [naam1] eindigde. [geïntimeerde2] weet niet precies wat er na het gesprek gebeurd of gedaan is. Het kan zijn dat zijn vrouw de voorschotten nog heeft gladgestreken.
- [geïntimeerde2] kan zich niet herinneren of hij zowel op 24 januari 2019 als op 25 januari 2019 met [naam1] heeft gebeld. In zijn herinnering is er één telefoongesprek geweest. [geïntimeerde2] kan zich niet herinneren of er over BTW is gesproken tijdens dat telefoongesprek. Het was duidelijk dat de voorschotten betaald moesten worden, maar er zijn geen afspraken gemaakt over hoe die betaling gedaan zou worden. [geïntimeerde2] weet dat is gezegd dat de voorschotten betaald moesten worden en daar is voor gezorgd. Er is tijdens dat telefoongesprek niet gesproken over de wijze van betaling van deze voorschotten. [geïntimeerde2] kan zich niet herinneren of hij tijdens dit telefoongesprek iets over het meerwerk heeft gezegd. Toen hij het telefoongesprek eindigde met [naam1] was het voor [geïntimeerde2] duidelijk dat ze hebben afgesproken dat [geïntimeerde2] de voorschotten zou betalen.
- [geïntimeerde2] heeft gebeld toen hij de brief van 26 januari 2019 van Linge Lloyd ontving. [geïntimeerde2] belde altijd naar [naam1] . De vrouw van [geïntimeerde2] doet binnen het partycentrum de administratie. [geïntimeerde2] werkt fulltime op de vrachtwagen. [geïntimeerde2] krijgt van haar informatie door en hij belt dan vanuit de vrachtwagen. [geïntimeerde2] heeft nooit schriftelijk ergens op gereageerd. Hij heeft toen aan [naam1] in het telefoongesprek hetzelfde verteld als de vorige keer: de voorschotten zouden betaald worden, de rest niet en daarmee was de zaak klaar. [geïntimeerde2] weet niet meer hoe [naam1] daar toen op gereageerd heeft. [geïntimeerde2] heeft daarna niets meer van Linge Lloyd gehoord tot deze procedure.
- [geïntimeerde2] heeft nooit met Linge Lloyd afgesproken dat hij een bedrag van € 46.000,- zou betalen.
- dat Linge Lloyd niet heeft weersproken de stelling van Partycentrum dat [geïntimeerde2] schriftelijk niet vaardig is en al zijn zaken (vooral) telefonisch afhandelt;
- het vaststaande feit dat [geïntimeerde2] nooit schriftelijk heeft gereageerd op brieven en mails van Linge Lloyd;
- de niet weersproken stelling van [geïntimeerde2] dat hij al zijn zaken telefonisch vanuit de vrachtwagen regelt;
Op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek geldt, voor zover hier van belang, het volgende. Voor vergoeding komen in aanmerking redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Dit is niet van toepassing voor zover krachtens artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de regels over de proceskosten van toepassing zijn. In het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden nadere regels gesteld voor de vergoeding van kosten. Dat Besluit is toepasselijk, omdat het hof ervan uitgaat dat het door Linge Lloyd gestelde verzuim na (het in dat Besluit in lid 3 bedoelde tijdstip van) 1 juli 2012 is ingetreden. Linge Lloyd heeft weliswaar geen concrete verzuimdatum genoemd, maar het hof gaat er van uit dat nu de betalingsafspraak waarop zij haar vordering baseert, dateert van na die datum van 1 juli 2012, terwijl uit de stellingen van Partycentrum de erkenning volgt van een deel van de op die afspraak gebaseerde vordering, het verzuim na die laatstgenoemde datum is ingetreden.
Het hof oordeelt dat Linge Lloyd voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
€ 5.500,50. Dat is het bedrag aan hoofdsom dat de rechtbank als erkend door Partycentrum heeft toegewezen.
5.De beslissing
8 oktober 2024.