Uitspraak
1.[geïntimeerde1] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde1] , en
[geïntimeerde2] B.V.
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
(…) Je meldde terloops bij het naar buiten gaan dat je uit de courtage ook [appellant]zou betalen zoals overeengekomen, (…)”.
“ Beste [naam3] ,
(i) welke overeenkomst ligt ten grondslag aan de verrichte werkzaamheden?
(ii) wie is partij bij de overeenkomst: [geïntimeerde2] of [geïntimeerde1] ?
(iii) is sprake van een doorlopende overeenkomst?
“vanaf nu loopt alles via jouw”, maar dat betekent niet dat daarmee een nieuwe (exclusieve) opdracht aan [geïntimeerde2] werd gegeven. Het hof verwijst naar de getuigenverklaringen. Allereerst verklaart [naam3] als getuige:
“U vraagt of de opdracht op enig moment is beëindigd. Nee, hij is wel een tijd in de koelkast beland.”Daaruit volgt dat in de beleving van DPN de bemiddeling doorliep. Ten tweede speelt een rol dat het object van de verkoop steeds de Paladijn was. In beide trajecten was daarbij op enig moment de bedoeling om het gehele pand te verkopen, waarvoor de medewerking van mede-eigenaar Talis nodig was en waarvoor zowel bij de transactie [naam4] als bij de transactie [naam6] inspanningen zijn gepleegd. Ten derde is de verkopende partij steeds DPN geweest. Weliswaar hebben [geïntimeerde1] en [appellant] eind 2015 met [naam3] over de verkoop gesproken, terwijl [geïntimeerde2] in november 2016 met [naam1] sprak (en van hem bevestiging van de opdracht kreeg), maar dat was in beide gevallen in hun hoedanigheid als medeaandeelhouder van DPN. Ook [geïntimeerde2] besefte dat, gelet op het verzoek in de e-mail van 21 november 2016 aan [naam1] om de analyse en het plan van aanpak met de medeaandeelhouders te bespreken (3.6). Ten vierde speelt de reactie van [geïntimeerde2] nog een rol toen met DPN onenigheid ontstond over de verschuldigdheid van de courtage. Voor het verkrijgen van de afgesproken courtage verwijst [geïntimeerde2] namelijk zelf expliciet naar het
geheletraject vanaf de start in 2015, inclusief de werkzaamheden van [appellant] , en niet alleen naar de periode vanaf november 2016. [geïntimeerde2] onderbouwt verder de aanspraak op courtage in deze discussie met DPN mede door te wijzen op de inspanningen die [appellant] heeft geleverd rond de dataroom (3.8). De toegang tot die dataroom voor de transactie [naam6] was uiteindelijk de reden dat DPN wel een bedrag aan [geïntimeerde2] heeft betaald, zo blijkt uit de getuigenverklaring van [naam1] . Het is dan niet met elkaar te rijmen dat [geïntimeerde2] enerzijds wel de werkzaamheden van [appellant] opvoert om betaling van de volledige courtage te verkrijgen (en ook daadwerkelijk betaald krijgt mede dankzij die inspanningen), om vervolgens anderzijds die gehele betaling zelf te houden. Ten slotte ging [geïntimeerde2] er kennelijk ook van uit dat nog enige vergoeding aan [appellant] toekwam. Dat heeft [geïntimeerde1] volgens de e-mail van 24 juli 2017 aan [naam3] gezegd (3.7).
€ 161,69 moet worden vergoed. Het hof zal [geïntimeerde2] veroordelen tot betaling van deze drie bedragen, in totaal € 1.171,49 vermeerderd met 21% BTW.
4.De beslissing
en beslist opnieuw;
€ 596 aan griffierecht
€ 2.228 aan salaris van advocaat van [geïntimeerde1] (de helft van 4 procespunten x € 1.114),
€ 772 aan griffierecht
€ 111,89 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde2]
€ 4.062 aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x hogerberoepstarief
€ 2.031)