ECLI:NL:HR:2020:1235
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor rijnvarenden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van een rijnvarende. De belanghebbende, een rijnvarende, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 mei 2019, waarin het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende als rijnvarende moest worden aangemerkt volgens de Rijnvarendenovereenkomst. Dit had gevolgen voor de premieplicht en de toepassing van de Nederlandse wetgeving. De belanghebbende had verzocht om vrijstelling van de premie volksverzekeringen voor de jaren 2013 en 2014, maar de Inspecteur had dit verzoek afgewezen voor het jaar 2013 en slechts gedeeltelijk toegewezen voor 2014. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur bevoegd was om de premieplicht vast te stellen en dat de procedure van de Toepassingsverordening niet van toepassing was. De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende verworpen en geoordeeld dat het beroep in cassatie ongegrond is. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.