Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
14 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in cassatie gegaan tegen een veroordeling voor witwassen, waarbij het Hof had geoordeeld dat de verdachte onroerende goederen had verworven en gebruikt, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit een misdrijf. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak de recente rechtspraak over de kwalificatie van witwassen, waarbij het Hof had vastgesteld dat de verdachte hypothecaire leningen had afgesloten door middel van oplichting en valsheid in geschrifte. De verkregen gelden uit deze leningen waren aangewend voor de aankoop van woningen en loodsen. De Hoge Raad oordeelt dat de gedragingen van de verdachte terecht als witwassen zijn gekwalificeerd, ook al waren de onroerende goederen niet onmiddellijk afkomstig van de gepleegde misdrijven.
Daarnaast werd in de zaak een tweede middel behandeld dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft het aantal te verrichten uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en verwerpt het beroep voor het overige.