ECLI:NL:GHARL:2021:8498

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
21-001623-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking en gewoontewitwassen met aanzienlijke benadeling van werkgever

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking, meermalen gepleegd, en gewoontewitwassen. De feiten betroffen een periode van meer dan twee jaar, waarin de verdachte als administratief medewerker bij [naam1] B.V. geldbedragen heeft verduisterd, met een totaal benadelingsbedrag van ongeveer € 161.595,22. De verdachte heeft de bedrijfsadministratie gemanipuleerd en batchbetalingen uitgevoerd om geld op rekeningen van haar echtgenoot en ouders te storten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 161.592,22, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar behandeling voor psychische problemen en haar verantwoordelijkheden als moeder.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001623-20
Uitspraak d.d.: 3 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 maart 2020 met parketnummer 18-930035-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft gevorderd om naast het verduisterde geldbedrag van € 161.595,22, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel een bedrag van € 2.500,- aan advocaatkosten toe te wijzen. Deze vordering is niet aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. F.H. Kappelhof, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 18 maart 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van verduistering in dienstbetrekking, meermalen gepleegd, en gewoontewitwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 161.595,22, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van de vordering heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 23 november 2015 tot en met 3 januari 2018 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , en/of [gemeente2] en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten (in totaal ongeveer)
3660,69 euro en/of 112.452,12 euro en/of 27.076,05 euro en/of 6245,12 euro en/of 12.161,24 euro,
zijnde in totaal (ongeveer) 161.595,22 euro,
in elk geval een hoeveelheid geld/enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [naam1] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geld/goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als administratief medewerkster, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij in of omstreeks de periode van 23 november 2015 tot en met 3 januari 2018, in de gemeente [gemeente2] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(van) een of meer voorwerpen, te weten
een of meer geldbedrag(en), (op verschillende tijdstippen in die periode) in totaal (ongeveer)
- 3660,69 euro (op rekeningnummer [nummer1] op naam van [naam2] ) en/of
- 112.452,12 euro (op rekeningnummer [nummer2] op naam van [naam3] ), en/of
- 27.076,05 euro (op rekeningnummer [nummer3] op naam van [naam4] ) en/of
- 6.245,12 euro (op rekeningnummer [nummer4] op naam van [naam4] ) en/of
- 12.161,24 euro (op rekeningnummer [nummer5] op naam van [naam4] ),
(in elk geval) telkens een hoeveelheid geld,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
en/of (vervolgens/tevens)
(van) een of meer voorwerpen, te weten
- in of omstreeks augustus 2016, een aquarium, en/of
- in of omstreeks december 2016, een auto, merk Fiat Punto, kenteken [kenteken1] , en/of
- in of omstreeks februari 2017, een auto, merk VW Passat, kenteken [kenteken2] , en/of
- in of omstreeks april 2017, een tuinset, en/of
- in of omstreeks mei 2017, een of meer bril(len), en/of
- in of omstreeks mei 2017, een auto, merk Ford S-Max, kenteken [kenteken3] , en/of
- in of omstreeks juni 2017, een herenkostuum, en/of
- in of omstreeks juli 2017, een speeltoestel, en/of
- in of omstreeks december 2017, een bankstel,
in elk geval een of meer voorwerp(en),
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij (telkens) wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en zij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 23 november 2015 tot en met 3 januari 2018 te [plaats1] , meermalen, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten 3660,69 euro, 112.452,12 euro, 27.076,05 euro, 6245,12 euro en 12.161,24 euro, zijnde in totaal 161.595,22 euro, toebehorende aan het bedrijf [naam1] B.V., en welk geld verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als administratief medewerkster, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij in de periode van 23 november 2015 tot en met 3 januari 2018, in de gemeente [gemeente2] en elders in Nederland,
geldbedragen, op verschillende tijdstippen in die periode in totaal
- 3660,69 euro (op rekeningnummer [nummer1] op naam van [naam2] ) en
- 112.452,12 euro (op rekeningnummer [nummer2] op naam van [naam3] ), en
- 27.076,05 euro (op rekeningnummer [nummer3] op naam van [naam4] ) en
- 6.245,12 euro (op rekeningnummer [nummer4] op naam van [naam4] ) en
- 12.161,24 euro (op rekeningnummer [nummer5] op naam van [naam4] ),
heeft verworven en voorhanden gehad,
en
voorwerpen, te weten
- in augustus 2016, een aquarium, en
- in december 2016, een auto, merk Fiat Punto, kenteken [kenteken1] , en
- in februari 2017, een auto, merk VW Passat, kenteken [kenteken2] , en
- in april 2017, een tuinset, en
- in mei 2017, brillen, en
- in mei 2017, een auto, merk Ford S-Max, kenteken [kenteken3] , en
- in juni 2017, een herenkostuum, en
- in juli 2017, een speeltoestel, en
- in december 2017, een bankstel,
heeft verworven en voorhanden gehad,
terwijl zij telkens wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en zij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde overweegt het hof als volgt.
Het hof acht bewezen dat verdachte € 161.595,22 heeft verduisterd in dienstbetrekking. Het geldbedrag van € 161.595,22 is onmiddellijk afkomstig uit eigen misdrijf, zoals bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad omtrent witwassen (onder andere Hoge Raad 14 april 2015, ECLI:HR:2015:950). Nu er ten aanzien van het voorhanden hebben van het geldbedrag en de met dat geldbedrag aangeschafte goederen geen sprake is van gedragingen van verdachte die ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp, kan het onder 2 bewezenverklaarde feit niet als witwassen worden gekwalificeerd.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode - van iets meer dan twee jaar - schuldig gemaakt aan het herhaaldelijk verduisteren van geldbedragen die zij als administratief medewerker van het bedrijf [naam1] B.V. onder zich had. Het totaalbedrag betrof € 161.595,22. Verdachte was verantwoordelijk voor het betalen van de facturen. Deze betalingen vonden plaats via batchbetalingen: gebundelde betalingen aan diverse crediteuren van verschillende facturen die in één keer worden betaald. Op slinkse wijze heeft verdachte de bedrijfsadministratie en de betalingen gemanipuleerd om via deze batchbetalingen telkens geldbedragen op bankrekeningen op naam van haar toenmalige echtgenoot en ouders te storten. Verdachte beschikte over deze bankrekeningen. Verdachte kon zelf geen bankrekening openen vanwege een verdenking van het plegen van fraude in het verleden. Door haar handelen heeft verdachte haar werkgever financieel fors benadeeld en het vertrouwen van haar werkgever ernstig beschaamd. Verdachte heeft haar handelen, toen een andere medewerker onregelmatigheden vermoedde en haar daarover opheldering vroeg, in eerste instantie getracht te verhullen. Zij heeft slechts oog gehad voor gemakkelijk eigen financieel gewin en heeft zich geen rekenschap gegeven van de schade die zij het bedrijf en de samenleving zodoende heeft berokkend. Telkens opnieuw heeft zij bij het doen van de batchbetalingen bedragen weggesluisd ten behoeve van zichzelf. Verdachte heeft tot op heden geen moeite gedaan om contact op te nemen met de benadeelde partij om een betalingsregeling te treffen om zo een begin te maken met het aflossen van haar schuld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juli 2021 is zij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op een reclasseringsrapportage van 27 februari 2020 waaruit volgt dat verdachte gedurende anderhalf jaar is behandeld bij de ambulante zorgverlener Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN). In het kader van deze behandeling is een lichte depressieve stoornis (eenmalige episode) vastgesteld en zijn kenmerken van een autisme spectrum stoornis gezien. Tijdens deze behandeling heeft verdachte geleerd om belangrijke onderwerpen bespreekbaar te maken met haar omgeving, die zij voorheen voor zichzelf hield
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door verdachte en haar raadsman naar voren gebracht ter terechtzitting van het hof. Verdachte werkt momenteel als planner en heeft de gedeelde zorg over haar 5 kinderen. Verdachte is bezig met het aflossen van haar schulden. Verdachte heeft meermalen ter terechtzitting van het hof verklaard spijt te hebben, de gevolgen van het bewezenverklaarde voor [naam1] B.V. te betreuren en de schade te willen voldoen. Daarmee heeft zij inzicht getoond in het kwalijke van haar handelen en daarvoor verantwoordelijkheid genomen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde op zichzelf en gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ter zake van fraude in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden rechtvaardigt. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld, is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in casu niet opportuun is, omdat de gevolgen voor verdachte, die haar leven inmiddels ten positieve heeft gekeerd, groot en onomkeerbaar zullen zijn, waarbij ook haar directe omgeving wordt getroffen. Het hof acht termen aanwezig om in dit geval een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het is van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, in onderhavig geval een passende en geboden bestraffing is. Naast het feit dat deze straf dient als stok achter de deur, om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit, zal verdachte bij deze straf haar baan kunnen behouden en met de inkomsten daarvan zo spoedig mogelijk te beginnen met het aflossen van haar schuld bij [naam1] B.V.

Vordering van de benadeelde partij [naam1] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 179.063,64. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 161.595,22. De wettelijke vertegenwoordigers van de benadeelde partij hebben in hoger beroep naar voren gebracht de vordering tot schadevergoeding te beperken tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag, te weten € 161.595,22. Op de zitting van het hof is door de wettelijke vertegenwoordigers aangegeven dat sprake is geweest van een dubbeltelling in de vordering tot schadevergoeding, maar dat het juiste te vorderen bedrag aan verduisterd geld een bedrag van € 161.595,22 betrof. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 161.595,22. Dit bedrag is door verdachte verduisterd terwijl zij destijds in dienst was van de benadeelde partij. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [naam1] B.V.

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam1] B.V. ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 161.592,22 (honderdeenenzestigduizend vijfhonderdtweeënnegentig euro en tweeëntwintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam1] B.V., ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 161.592,22 (honderdeenenzestigduizend vijfhonderdtweeënnegentig euro en tweeëntwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 januari 2018.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 3 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.