Parketnummer : 20-001807-21
Uitspraak : 28 maart 2025
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 juli 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-702609-15 en 03-702637-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] .
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte voor feit 4 in de zaak met parketnummer 03-702609-15. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 5, feit 7, feit 8, feit 9 en feit 10 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 3 in de zaak met parketnummer 03-702609-15 is de verdachte door de rechtbank partieel vrijgesproken, te weten van het medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 te Helmond.
De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
- ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ (parketnummer 03-702609-15, feit 1);
- ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (parketnummer 03-702609-15, feit 2);
- ‘poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ (parketnummer 03-702609-15, feit 3);
- ‘het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad’ (parketnummer 03-702609-15, feit 6);
- ‘medeplegen van poging tot zware mishandeling’ (parketnummer 03-702637-17, feit 1 primair), en
- ‘diefstal’ (parketnummer 03-702637-17, feit 2),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ten slotte de teruggave aan de verdachte gelast van de inbeslaggenomen BlackBerry.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis beperkt hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 22 juli 2021 is namens de verdachte beperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 9 juli 2021. In de appelakte is opgenomen dat er partieel beroep wordt ingesteld, waarbij wordt verwezen naar de bijlage van de raadsman. In deze bijlage betreffende de schriftelijke volmacht aan de griffier tot het instellen van (partieel) hoger beroep d.d. 22 juli 2021, is opgenomen dat van het hoger beroep zijn uitgezonderd de niet-ontvankelijkheidsverklaring van de officier van justitie ten aanzien van feit 4 in de zaak met parketnummer 03-702609-15 en de vrijspraken ten aanzien van de feiten 5, 7, 8, 9 en 10 in de zaak met parketnummer 03-702609-15.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde – voor zover nog aan de orde in hoger beroep – bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met betrekking tot het beslag heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat hierover eenzelfde beslissing dient te worden genomen als de rechtbank.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 1 tenlastegelegde bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank partieel vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 3 tenlastegelegde, te weten van het medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 te Helmond. Het hof is van oordeel dat deze partiële vrijspraak als beschermde vrijspraak moet worden beschouwd.
Blijkens de appelakte van 22 juli 2021 is het hoger beroep tevens ingesteld tegen het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 3 tenlastegelegde. Derhalve is het hoger beroep mede gericht tegen deze partiële vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat tegen deze partiële beschermde vrijspraak is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-702609-15:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in de gemeente Echt-Susteren en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Roermond en/of de gemeente Valkenswaard en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Schinnen, in elk geval in Nederland, en/of te Borgloon (B), in elk geval in België, en/of te Selfkant en/of te Alsdorf, in elk geval in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard) en/of een samenwerkingsverband bestaande uit (onder meer) de volgende personen: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 16] en/of [medeverdachte 17] en/of [medeverdachte 18] en/of [medeverdachte 19] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- afpersing (art. 317 Sr) en/of
- diefstal met geweld (art. 312 Sr) en/of
- bedreiging (art. 285 Sr) en/of
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en/of
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM);
2.
hij op of omstreeks 6 november 2014 in de gemeente ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) sleutel(s) en/of een bus (Mercedes Benz 639 Viano Cdi, gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van/door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn medeverdachten (-zakelijk weergegeven-)
- die [slachtoffer 3] ongevraagd benaderd en/of
- een intimiderende sfeer gecreëerd en/of
- met stemverheffing (tegen die [slachtoffer 3] ) gepraat en/of
- laten blijken dat ze van (een) motorclub ( Bandidos ) zijn, in elk geval was voor die [slachtoffer 3] duidelijk dat hij te maken had met een of meer personen van (een) motorclub ( Bandidos ) en/of de indruk laten ontstaan dat er geweld gebruikt zou worden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015, in elk geval op 23 maart 2015 in de gemeente Helmond, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van 350.000 euro en/of 50.000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) (-zakelijk weergegeven-) in de periode van 8 juli 2014 tot 23 maart 2015
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] gebeld en/of gezegd dat die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] een geldbedrag moest(en) betalen en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij, verdachte, bij de Bandidos zou zitten en wel langs zouden komen en/of
- die [slachtoffer 4] een boete van 50.000 euro opgelegd en/of tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij een groot probleem had en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd: “Dan kom ik jou wel zoeken vriend. Goed? Dan doen we het zo. Als jij niet wilt praten. Als jij niet gewoon netjes met mij aan tafel wil gaan zitten dan gaan we het op een andere manier doen” en/of
- met die [slachtoffer 4] een afspraak gemaakt bij de McDonald’s te Helmond en/of
(vervolgens)
op 23 maart 2015 aldaar
- zich in het zichtveld van die [slachtoffer 4] gesitueerd en/of gezeten en/of (vervolgens) met zijn (verdachtes) gezicht dicht bij het gezicht van die [slachtoffer 4] gezeten en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 4] gezegd (-zakelijk weergegeven-):
- “ ik kom uit Zuid-Amerika, normaal zou ik je hele familie afknallen voor deze shit” en/of
- “ ik wil jouw toko met alles en iedereen in de fik steken”,
althans (telkens) woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaak 3)
6.
hij op of omstreeks 7 mei 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straat 1] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (onder meer) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , welk geweld bestond uit (het met een boksbeugel) slaan en/of trappen/schoppen van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , terwijl dit slaan en/of trappen/schoppen voor die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
(zaak 9)
in de zaak met parketnummer 03-702637-17 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2015 in de gemeente Valkenswaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 8] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) die [slachtoffer 8] , meermalen, althans eenmaal (met (een) boksbeugel(s)) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 8] geslagen en/of met geschoeide voet die [slachtoffer 8] geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2015 in de gemeente Valkenswaard openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Oude Wandelpark, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 8] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met (een) boksbeugel(s)) slaan en/of schoppen van die [slachtoffer 8] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
een of meer gekneusde ribben en/of een hoofdwond voor die [slachtoffer 8] ten gevolge
heeft gehad;
(zaak 11)
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2015 in de gemeente Valkenswaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2, in elk geval een of meer gsm’s (iPhones), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 6 en het in de zaak met parketnummer 03-702637-17 onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-702609-15:
1.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- bedreiging (art. 285 Sr) en
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM);
2.
hij op 6 november 2014 in de gemeente ’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutel en een bus (Mercedes Benz Viano, gekentekend [kenteken] ) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte;
3.
hij in de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 4] , hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachten (zakelijk weergegeven) in de periode van 8 juli 2014 tot 23 maart 2015
- die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] gebeld en gezegd dat die [slachtoffer 4] een geldbedrag moest betalen en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij bij de Bandidos zou zitten en wel langs zou komen en
- die [slachtoffer 4] een boete van 50.000 euro opgelegd en/of tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij een groot probleem had en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd: “Dan kom ik jou wel zoeken vriend. Goed? Dan doen we het zo. Als jij niet wilt praten. Als jij niet gewoon netjes met mij aan tafel wil gaan zitten dan gaan we het op een andere manier doen” en
- met die [slachtoffer 4] een afspraak gemaakt bij de McDonald’s te Helmond en
(vervolgens)
op 23 maart 2015 aldaar
- zich in het zichtveld van die [slachtoffer 4] gesitueerd en gezeten en (vervolgens) met zijn (verdachtes) gezicht dicht bij het gezicht van die [slachtoffer 4] gezeten en (vervolgens) tegen die [slachtoffer 4] gezegd (zakelijk weergegeven):
- “ ik kom uit Zuid-Amerika, normaal zou ik je hele familie afknallen voor deze shit” en/of
- “ ik wil jouw toko met alles en iedereen in de fik steken”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op 7 mei 2015 te Sittard openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straat 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , welk geweld bestond uit (het met een boksbeugel) slaan en trappen/schoppen van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , terwijl dit slaan en trappen/schoppen voor die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03-702637-17 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op 10 mei 2015 in de gemeente Valkenswaard tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 8] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende hij, verdachte en/of zijn medeverdachte die [slachtoffer 8] meermalen met een boksbeugel tegen het hoofd van die [slachtoffer 8] geslagen en met geschoeide voet die [slachtoffer 8] geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 mei 2015 in de gemeente Valkenswaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 gsm’s (iPhones), toebehorende aan [slachtoffer 8] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaringen opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Het standpunt van de advocaat-generaal
Ten aanzien van het onder parketnummer 03-702609-15 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk bedreiging, openlijk geweld en verboden wapenbezit (feit 1) en daarnaast dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal in vereniging van de Mercedes Benz (feit 2), een poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer 4] (feit 3) en de openlijke geweldpleging bij café [café 1] (feit 6). Ten aanzien van de openlijke geweldpleging heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat dit feit niet kan worden gekwalificeerd als de strafverzwarende vorm zoals bedoeld in artikel 141, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Verder heeft de advocaat-generaal zich ten aanzien van het onder parketnummer 03-702637-17 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling (feit 1, primair) en diefstal van twee iPhones (feit 2).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot het onder parketnummer 03-702609-15 tenlastegelegde in de kern het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van de tenlastegelegde criminele organisatie (feit 1) is vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake is van een criminele organisatie als bedoeld in de zin van de wet. Het oogmerk van de club is niet het plegen van strafbare feiten, laat staan het plegen van geweld of het voorhanden hebben van vuurwapens. Er is slechts sprake van individuele acties waarbij soms de hulp van een ‘brother’ uit de motorclub werd ingeroepen. Ten aanzien van de diefstal in vereniging van de Mercedes Benz (feit 2) kan volgens de raadsman enkel worden vastgesteld dat de verdachte na het bezoek aan [slachtoffer 3] in de bus heeft gereden, welke bus niet van hem was. Dat er tijdens het bezoek aan [slachtoffer 3] geweld is gebruikt of gedreigd is met geweld, blijkt onvoldoende uit de stukken. Voorts is ten aanzien van de poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer 4] (feit 3) naar voren gebracht dat het bedrag van de poging slechts € 25.000,00 betreft in plaats van de tenlastegelegde € 350.000,00 dan wel € 50.000,00. Daarbij dient te worden meegenomen dat [slachtoffer 4] is begonnen met het uiten van ernstige bedreigingen richting de familie van de verdachte. Met betrekking tot de openlijke geweldpleging bij café [café 1] (feit 6) is bepleit dat er geen bewijs is dat de verdachte het slachtoffer daadwerkelijk heeft geraakt. Evenals de advocaat-generaal heeft de raadsman zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de openlijke geweldpleging niet kan worden gekwalificeerd als de zwaardere vorm zoals bedoeld in artikel 141, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder parketnummer 03-702637-17 tenlastegelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Het hof overweegt als volgt.
Criminele organisatie (zaakdossier 1, feit 1 in de zaak met parketnummer 03-702609-15)
Het hof zal hierna allereerst het juridisch kader behandelen, waarbij de volgende aspecten aan bod zullen komen:
criminele organisatie;
oogmerk van de organisatie;
deelneming aan de organisatie;
opzet van de verdachte.
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een ‘criminele organisatie’ (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575). Voor het bewijs van deelneming is in zijn algemeenheid niet vereist dat uit de bewijsvoering volgt dat met de deelneming is aangevangen op de in de tenlastelegging vermelde aanvangsdatum (vgl. HR 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1399). Het bestanddeel ‘organisatie’ komt erop neer dat er sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor de bewezenverklaring van deelname is niet vereist dat vast komt te staan dat de verdachte moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Niet is vereist dat het samenwerkingsverband dient te bestaan uit ten minste twee natuurlijke personen. Voor een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr is niet vereist dat sprake is van ‘geledingen’ en ‘hiërarchie’ (HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393). Gemeenschappelijk optreden tegenover derden kan eveneens een indicatie zijn voor het bestaan van een organisatie, maar is daarvoor niet noodzakelijk. Het oordeel dat van een samenwerkingsverband pas sprake is als komt vast te staan dat binnen die groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan de individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die leden een zekere druk kon worden uitgeoefend zich aan die regels te houden en aan die doelstelling gebonden te achten getuigt daarom van een te strikte opvatting van het bestanddeel ‘organisatie’ (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5193). 2.
Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, doch niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Het is niet vereist dat dat doel bij het ontstaan van de organisatie werd geformuleerd. Evenmin is nodig dat het plegen van misdrijven het einddoel van de organisatie is. Het hoeft ook niet de voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn (HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Het oogmerk ziet op het feitelijke- en gewenste doel van de organisatie alsmede het naaste doel dat de organisatie nastreeft (vgl. HR 6 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:AB9524). Dat een organisatie is opgericht als een motorclub betekent niet dat het plegen van misdrijven niet eveneens een doel van de organisatie kan zijn. Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk op het plegen van één misdrijf is overigens onvoldoende (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559). 3.
Deelneming aan de organisatie
Om als deelnemer van een criminele organisatie te worden aangemerkt, dient de verdachte te behoren tot het samenwerkingsverband en dient vast komen te staan dat de verdachte een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk danwel die gedragingen ondersteunt. Een incidentele bijdrage – bijvoorbeeld door één van de door de organisatie beoogde misdrijven te plegen – zonder verdere binding met die organisatie te hebben, levert niet zonder meer ‘deelneming’ aan een criminele organisatie op. Elke bijdrage aan een criminele organisatie kan strafbaar zijn. Voldoende voor ‘deelneming’ aan de organisatie is bijvoorbeeld het (mede)plegen van enig misdrijf. Ook het verrichten van hand- en spandiensten – die op zichzelf niet strafbaar zijn – kan gekwalificeerd worden als deelneming, mits met die gedragingen een aandeel wordt geleverd in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk danwel die gedragingen ondersteunt gesproken (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5178). Onder deelneming wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke- of andere stoffelijke steun aan de organisatie alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie. Het betalen van contributie kan daarom onder omstandigheden ook worden aangemerkt als deelneming, mits die betaling het criminele oogmerk van de organisatie ondersteunt en/of daaraan bijdraagt. Het deelnemen kan eveneens worden afgeleid uit het deelnemen aan bijeenkomsten (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW517). De Hoge Raad acht het laten ontstaan en in stand houden van een bedrijfscultuur waarbinnen strafbare feiten werden begaan voldoende om deelneming aan te nemen (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264). Naar het oordeel van het hof kan dit arrest ook in die zin worden geëxtrapoleerd op een bepaalde cultuur binnen een organisatie, zoals een motorclub. Vereist voor een bewezenverklaring van deelneming – in welk bestanddeel de opzet-eis besloten ligt – is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij is echter niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven (vgl. onder meer HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Het enkel verrichten van hand- en spandiensten zonder de wetenschap dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven levert geen deelneming op (HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814). Niet vereist is dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie is gericht (HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122). Evenmin is van belang dat de verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid van een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is evenmin vereist dat het opzet van de verdachte is gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven. Evenwel dient uit de bewijsmiddelen te kunnen worden afgeleid dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Hierna zal het hof uiteenzetten waarom het hof komt tot bewezenverklaring van het zijn van een criminele organisatie van de Bandidos MC , waarop het oogmerk van de organisatie was gericht en welke rol voor de verdachte bewezen kan worden. Het hof zal dit doen aan de hand van de navolgende onderdelen:
Ontstaansgeschiedenis van het Sittardse chapter van de Bandidos MC ;
De regels van de Bandidos ;
Problemen met de Hells Angels ;
Oogmerk bedreiging en openlijke geweldpleging;
Oogmerk verboden wapenbezit;
Conclusie.
a.
Ontstaansgeschiedenis van het Sittardse chapter van de Bandidos MC
In 1966 is door Don Chambers de Bandidos Motorcycle Club (verder: Bandidos ) opgericht in de Verenigde Staten van Amerika, meer specifiek de stad San Leon in Texas. De slogan van de club is ‘
We are the people your parents warned you about’. Op 15 maart 2014 werd het eerste chapter van de Bandidos door medeverdachte [medeverdachte 4] , een oud vice-president van de Hells Angels , opgericht in Nederland. Medeverdachte [medeverdachte 4] werd de president van het chapter, dat zich vestigde in Sittard.
De oprichting van het Sittardse chapter van de Bandidos werd daags erna gevolgd door een granaataanslag op de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] . Nadien volgden nog twee granaataanslagen op de woningen van medeverdachte [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] (een ander lid van de Bandidos ) en een aanslag op een café in Echt waar de Bandidos regelmatig bij elkaar kwamen, allemaal in 2014. Hoewel daders van deze aanslagen nooit zijn gevonden, wordt hiermee de sfeer rondom Bandidos MC wel duidelijk. Uit hetgeen hierna onder het kopje ‘problemen met de Hells Angels ’ is beschreven, is af te leiden dat er animositeit tussen de Bandidos enerzijds en de Hells Angels anderzijds bestond. Dit lag tevens aan de basis van het geweld dat in zaaksdossier 9 ( [café 1] ) wordt beschreven.
Medio maart/april 2015 telde het Sittardse chapter ongeveer 22 leden, prospects en hangarounds. Leden betaalden contributie en men vergaderde nagenoeg wekelijks.
De regels van de Bandidos (de Bandidos -bijbel)
Tijdens het onderzoek werd bij medeverdachte [medeverdachte 4] een zogenaamde Bandidos -bijbel gevonden. Deze ‘bijbel’ bevindt zich in het procesdossier op pagina 1355-1428 (ZD1) en vermeldt onder meer het volgende:
(…)
3. At the regional level, the Club consists of Chapters. Their bodies are the Executive Board and the General Meeting. Members of the Executive Board are the Chapter President, one or more Vice President(s), the Secretary, the Treasurer, the Sergeant at Arms and the Road Captain.
4. The Club is represented by the Chapter President and the Vice President(s),
each of them having sole power to represent the Club.
5.The Executive Board is responsible for all Club matters which are not specially
assigned to other bodies of the association or to the National Chapter
under the Articles of Association. The responsibilities of the Executive Board
include:
A) The preparation and calling of the General Meeting.
B) The implementation of decisions taken by the General Meeting, and of instructions of the National Chapter.
C) The making of decisions on the admission of Members.
(pagina 1367)
General Meeting
1. Once a week, each Chapter has to hold a Club meeting.
2. All upcoming decisions and current projects are to be discussed at the Club
meeting. Each Member/Candidate should be granted the right to raise matters
of concern at the Club meeting.
President:
Represents the Chapter on Club President Meetings and is responsible for the Chapter within the Club. After voted in Chapter President, the President decides what Officers he wants In the Chapter. Delegates Club work to the other Officers in the Chapter. He is in charge of Chapter Meetings. Making sure the Chapter follows the Bylaws and in general running the Chapter on Club basis.
Vice President:
President’s right hand. Takes over the President’s office, when President is on trips or other functions. (when the President is elsewhere) Making sure, President’s orders is followed, regarding Club business.
Sgt At Arms:
In charge of the inner discipline in the Club. Making sure, President’s orders are carried out. (within the Club) Making sure, local Chapter rules and Bandidos MC Bylaws are followed within the Club. In charge of Chapter security, such as cameras, locks, alarms, guard lists and all security around the Chapter/Club. Making sure to update the Chapter on bad situations in the local area and on trips also checking out other areas with help from local Sgt. At Arms. Updates the President about Club spirit and situation.
Treasure:
Taking care of Chapter money and pays Member Donation. Keeping books on Members payments to the Chapter, collecting debts within the Chapter. In charge of the Account planning, together with all officers in the Chapter, to decide a budget for all officers and for the whole Chapter. Taking care of support and bar sales, pricing and planning.(Together with President and Secretary).
Secretary:
Contact person, writes meeting reports and the monthly newsletter as well as he keeps lists of phone numbers and addresses within the Chapter and outside the Chapter (other Chapter’s addresses and phone numbers). Taking care of gifts and works as a ceremony master. Arranging tickets for trips and takes care of hosting guests, together with the Road Captain. Keeping fellow Chapter officers updated on the monthly Newsletter and updates all phone and address lists. President’s assistant at meetings. In charge of the Chapters bmcmail account. The Chapter’s office keeper, making sure that the Chapter’s computer is working and that the Chapter has pens, paper and everything a Chapter’s office needs.
Road Captain:
Planning routes & trips (with Treasure & Secretary). For trips fixing tickets and hotels etc.
Checking all Chapter bikes, also papers, passports and driver licenses. Making sure all bikes are in good shape. Only safe, fast and good bikes are allowed in a Bandidos MC pack. Making sure, the pack is on the right way and keeping all bikes in line on a road trip.
Checks tools and accessories before a road trip. Taking care of Customs, tickets and paying road toils on a road trip. Checking problems with Customs, Police and other outside situations along the road before and on road trips. Making sure the pack is riding safe on road trips. Closes crossroads and making sure the pack stays together at traffic lights, exits and other crossings. Orders and instructs everyone during road trips.
Het hof leidt uit deze zogenaamde Bandidos bijbel af dat de club zowel internationaal als nationaal strak is georganiseerd waarbij duidelijk is bepaald welke bevoegdheden bij welke rollen horen.
Problemen met de Hells Angels
In augustus 2014 werd de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Begin 2015 zijn de eerste duidelijke tekenen van problemen met de motorclub Hells Angels zichtbaar in Limburg. Dat er ook daadwerkelijk sprake was van een vete tussen beide blijkt ook wel uit de diverse in de bewijsmiddelen opgenomen communicatie en verslagen. Zo volgt uit de bewijsmiddelen dat de motorclub de Hells Angels – die ook wel worden aangeduid als HA of 81 (de achtste en eerste letter van het alfabet, HA ) – regelmatig onderwerp van gesprek is. Daarbij heeft te gelden dat die gesprekken over de Hells Angels vaak agressief van aard zijn jegens hen.
Op 24 januari 2015, een dag nadat Bandidos -lid [betrokkene 1] problemen zou hebben gehad met Hells Angels of sympathisanten daarvan, vond een zogenaamde ‘klopjacht’ op leden van de Hells Angels plaats. Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen, doch zonder resultaat. Uit diverse afgeluisterde gesprekken blijkt echter wel dat men die avond op pad was met de bedoeling te vechten. Daarbij tekenend is dat [medeverdachte 8] in een OVC-gesprek vertelt een steekwerend vest aan te hebben.
Op 24 januari 2015 bezochten zeven leden van de Bandidos , aangevoerd door hun president, medeverdachte [medeverdachte 4] , het café ‘ [café 1] ’ in Sittard. Daarbij werd de uitbaatster in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat leden van de Hells Angels , ‘rood/wit’, of hun supporters niet meer welkom waren en dat medeverdachte [medeverdachte 4] het café zou sluiten als hij anders constateerde. Het hof constateert met betrekking tot de bedoeling van de Bandidos die avond dat één van de aanwezigen, [betrokkene 2] , zijn colors kon verdienen als hij met een lid van de Hells Angels in gevecht zou gaan.
Op 25 januari 2015 en 16 maart 2015 vonden vervolgens provocaties plaats van de zijde van de Hells Angels . Zo bezochten de Hells Angels café [café 2] in Kerkrade, gelieerd aan de Bandidos , en staken daar kennelijk banden lek. Tevens bezochten zij een lid van de Bandidos in Susteren. Op 25 maart 2015 vond vervolgens een brandstichting plaats bij genoemd café [café 2] . De op heterdaad aangehouden verdachte bleek een lid van de Supportcrew 81 , de officiële supportclub van de Hells Angels uit Kerkrade.
Op 7 mei 2015 vond de openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard plaats. Drie aan een supportclub van de Hells Angels te linken personen werden door een grote groep Bandidos mishandeld. Uit de afgeluisterde gesprekken kan geconcludeerd worden dat dit geen uit de hand gelopen gesprek en/of conflict is geweest, zoals een aantal verdachten ter terechtzitting in hoger beroep hebben verklaard. Een en ander is immers de dag van tevoren besproken, waarbij bijvoorbeeld was afgesproken dat hangaround Pim niet zou meegaan, omdat ‘je (…) niet weet wat zo iemand doet als hij vast komt te zitten’. Op de dag zelf werd tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] besproken dat het ‘een beetje dom’ was onder cameratoezicht en dat ze hem maar eens even een half jaar het ziekenhuis in slaan ofzo, of steken. De verdachte voegde toe dat hij wel meegaat, ook al is het dus ‘een beetje dom’. Uit onder andere dit vorenstaande volgt naar het oordeel van het hof dat de aanwezigen rekening hielden met het feit dat er geweld zou worden gebruikt.
Na het geweld bij café [café 1] , bezochten de Sittardse Bandidos de Markt in Kerkrade, waarbij zij zich, in colors, voor het café/restaurant [Cafe] posteerden. Die locatie is net als café [café 1] gelieerd aan de Hells Angels . Dat volgt ook uit het op het café aanwezige plakkaat met ‘ 81 ’.
Het incident bij café [café 1] eindigde met een schot vanuit het café naar buiten. Uit de afgeluisterde gesprekken die avond blijkt dat dit ook reden voor diverse leden van de Bandidos is geweest om in het vervolg niet meer ongewapend ergens naartoe te gaan en dat ze zich willen bewapenen.
Oogmerk bedreiging en openlijke geweldpleging
Uit vorenstaande uiteenzetting volgt naar het oordeel van het hof dat de Bandidos van meet af aan een rivaliteit koesterden jegens de Hells Angels , die onder meer in bovengenoemde incidenten (over en weer) tot uitdrukking kwam. De sfeer tussen de motoclubs was letterlijk en figuurlijk explosief van aard. Uit de getapte gesprekken en de OVC-gesprekken tussen de leden van de Bandidos volgt dat de houding van de Bandidos jegens de Hells Angels gewelddadig was en erop neerkwam dat de Hells Angels op een gewelddadige wijze ‘bestreden’ c.q. ‘bejaagd’ dienden te worden. Het vorenstaande maakt naar het oordeel van het hof dat MC Bandidos het oogmerk had tot bedreiging en openlijke geweldpleging, in het bijzonder gericht tegen de Hells Angels .
Oogmerk tot ‘verboden wapenbezit’
Naar het oordeel van het hof heeft de criminele organisatie ook het oogmerk gehad op (kortgezegd) verboden wapenbezit. Daartoe overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er verschillende malen wapens bij de leden van de organisatie aanwezig zijn geweest, de andere leden daar in veel gevallen van op de hoogte waren en er op enig moment onder de leden is besproken dat de club zich moet gaan ‘bewapenen’, onder meer naar aanleiding van het incident bij café [café 1] .
Besproken wordt dat er ‘een ding’ bij [betrokkene 3] moet worden gehaald, die ‘een stuk of zes’ zou moeten hebben. In een garagebox van [betrokkene 3] aan de [straat 3] in Geleen zijn meerdere vuurwapens en ook 5 raketwerpers en 2 handgranaten aangetroffen.
Uit het procesdossier volgt verder dat [medeverdachte 12] de schuld op zich heeft genomen met betrekking tot een wapen dat in de kofferbak van medeverdachte [medeverdachte 4] is gevonden, hetgeen voor dit clublid een positieve consequentie in de interne club hiërarchie tot gevolg had. Hij werd namelijk bevorderd van hangaround tot prospect.
Dan is ook nog in de Bandidos bijbel vermeld dat er een ‘sergeant at arms’ is die behalve voor de interne discipline daarnaast o.a. verantwoordelijk is voor de veiligheid van de club en de clubleden. Deze sergeant at arms voor de Bandidos MC Sittard is [medeverdachte 1] . In het dossier is communicatie aangetroffen tussen de verdachte en [medeverdachte 1] die elkaar spreken na het geweldsincident bij café [café 1] . In dat gesprek zegt de verdachte tegen [medeverdachte 1] dat ze ‘oude ijzers’ bij elkaar moeten rapen. Gezien de context van dit gesprek in samenhang met de hieraan vooraf gegane gesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en een verwijzing in dit gesprek naar de president van Haarlem die is opgepakt en ‘van alles thuis had liggen’ en dat uit het dossier kan blijken dat de president van de Hells Angels Haarlem op 29 april 2016 is opgepakt in verband met vuurwapens, verstaat het hof dit gesprek aldus dat het daarbij gaat om vuurwapens.
Het hof leidt hieruit af dat de rol van de sergeant at arms mede inhoudt om desgevraagd en desnodig leden van wapens te voorzien als de situatie daarom vraagt.
In het vorenstaande ligt besloten dat een clubcultuur is ontstaan en in stand is gehouden, waarbinnen verboden wapenbezit werd begaan als onderdeel daarvan. Naar het oordeel van het hof had de organisatie daarom ook oogmerk op het plegen van (kortgezegd) verboden wapenbezit.
Naar het oordeel van het hof was Bandidos MC een criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van de misdrijven ‘(bedreiging met) geweld’ en ‘verboden wapenbezit’.
De rol van de verdachte in deze organisatie heeft eruit bestaan dat hij lid is geweest van de criminele organisatie Bandidos .
Diefstal Mercedes Viano (zaakdossier 2, feit 2 in de zaak met parketnummer 03-702609-15)
De verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen – al dan niet met geweld of bedreiging met geweld – een Mercedes-Benz bus heeft gestolen.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof, grotendeels met de rechtbank, het volgende vast.
Op 6 november 2014 vanaf 11.22 uur zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en de verdachte in de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] op weg gegaan naar Echt, alwaar zij om 11.42 uur [medeverdachte 9] ophaalden en uiteindelijk arriveerden in ’s-Hertogenbosch. Daar aangekomen stond de auto van [medeverdachte 2] tussen 14.59 uur en 15.25 uur stationair op de [straat 4] te ’s-Hertogenbosch, zijnde het woonadres van [slachtoffer 3] . Uit de OVC-gesprekken blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 9] in de auto zijn achtergebleven en dat medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte naar [slachtoffer 3] zijn gegaan. In een OVC-gesprek geeft de verdachte aan dat medeverdachte [medeverdachte 2] de sleutel van de bus heeft gepakt. Om 15.22 uur stapte medeverdachte [medeverdachte 2] weer in de auto en zei hij dat ‘hij’ de boodschap heeft gesnapt. Medeverdachte [medeverdachte 2] wilde zo snel mogelijk weg uit de buurt. Tevens kan uit de OVC-gesprekken worden afgeleid dat de verdachte samen met [medeverdachte 9] met de Mercedes bus is weggereden.
De politie heeft onderzoek verricht naar welke bus er is meegenomen en komt op basis van een verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 22 januari 2012 dat hij een grijze Mercedes Vivano heeft
(het hof begrijpt: Viano), een OVC-gesprek d.d. 14 april 2015 van de verdachte en het aantreffen van [slachtoffer 3] bij een verkeerscontrole op 23 augustus 2014 in deze bus, tot de conclusie dat de meegenomen bus een Mercedes Benz Viano met kenteken [kenteken] betreft.
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat [slachtoffer 3] gebruiker was van de weggenomen bus en [slachtoffer 2] zich richting de verdachten lijkt op te werpen als eigenaar, kan het hof – evenals de rechtbank – op basis van het dossier niet met zekerheid vaststellen wie als de daadwerkelijk eigenaar van de betreffende Mercedes bus gezien dient te worden. Wel kan worden bewezenverklaard dat deze in ieder geval toebehoorde aan een ander dan de verdachte en/of zijn medeverdachten.
Het hof is van oordeel dat de Mercedes bus met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening is weggenomen. Het hof leidt dit – evenals de rechtbank – niet alleen af uit de mededeling van [slachtoffer 2] die een half uur na het vertrek uit ’s-Hertogenbosch contact heeft opgenomen met de vraag waarom ze zijn bus hebben meegenomen, maar ook uit de OVC-gesprekken die onderweg in de auto hebben plaatsgevonden. Zo zei medeverdachte [medeverdachte 3] dat hij een pistool en pepperspray bij zich had en werd besproken dat degene naar wie zij op weg zijn hen niet kent en dus ook niet weet dat hij moet wegrennen. Eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen heeft medeverdachte [medeverdachte 2] gezegd dat ze die Vito gelijk meenemen en zei hij tegen medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 9] dat zij in de auto stand-by moesten blijven en hij de sleutel op de auto zou laten staan. Al wachtend bespraken [medeverdachte 9] en medeverdachte [medeverdachte 3] dat ‘hij’ misschien andere mensen heeft gebeld en dat het goed is dat het lang duurt, hetgeen [medeverdachte 9] bevestigde en zei: ‘De Vito mee en dan is het toch goed.’ Tenslotte zei medeverdachte [medeverdachte 2] bij terugkomst dat ‘hij’ de boodschap heeft gesnapt en wilde hij zo snel mogelijk weg uit de buurt.
Het hof leidt uit vorenstaande omstandigheden af dat geen sprake is geweest van een vriendelijk gesprek en van het vrijwillig afstaan van de Mercedes bus. Met het Openbaar Ministerie en de verdediging is het hof echter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of dit met geweld of bedreiging van geweld gepaard is gegaan. Op basis van het dossier kan immers niet worden vastgesteld wat er zich tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte enerzijds en [slachtoffer 3] anderzijds heeft afgespeeld. Voorts is het enkel ongevraagd benaderen van [slachtoffer 3] onvoldoende om tot een diefstal met geweld te komen. De verdachte dient derhalve net als in eerste aanleg te worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn immers blijkens de OVC-gesprekken bij een woning (van vermoedelijk [slachtoffer 3] ) aan de deur geweest, waarbij medeverdachte [medeverdachte 2] de sleutel van de Mercedes bus heeft gepakt en de verdachte vervolgens met de Mercedes-bus is weggereden. Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen dan ook bewezen.
Het hof verklaart aldus bewezen dat de verdachte op 6 november 2014 te ’s-Hertogenbosch samen met medeverdachte [medeverdachte 2] de Mercedes bus met kenteken [kenteken] en de bijbehorende sleutel heeft gestolen, met dien verstande dat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van de (impliciet primair) tenlastegelegde diefstal met geweld.
Poging afpersing [slachtoffer 4] (zaakdossier 3, feit 3 in de zaak met parketnummer 03-702609-15)
De verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 4] af te persen.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof, grotendeels met de rechtbank, het volgende vast.
Op 8 juli 2014 werd [slachtoffer 4] gebeld door de verdachte. Zijn vriendin [slachtoffer 1] nam op. De verdachte heeft tegen haar gezegd dat [slachtoffer 4] hen bedreigd zou hebben en dat hij daarom een bedrag van € 10.000,00 moet betalen. In de zomer van 2014 heeft ook medeverdachte [medeverdachte 7] contact opgenomen met [slachtoffer 4] . Hij heeft aan [slachtoffer 4] medegedeeld dat hij lid is van motorclub Bandidos , dat hij boos is omdat [slachtoffer 4] tegen zijn vrouw heeft gescholden en [slachtoffer 4] een boete opgelegd krijgt van € 50.000,00. [slachtoffer 4] zou een groot probleem hebben. Op 11 juli 2014 heeft [slachtoffer 4] een melding gemaakt in verband met een bedreiging door de verdachte. Vervolgens bleef het – kennelijk op advies van medeverdachte [medeverdachte 2] – een half jaar stil.
Op 9 maart 2015 heeft de verdachte met medeverdachte [medeverdachte 7] besproken dat hij gaat proberen om de man van de schuttingen (het hof begrijpt: [slachtoffer 4] ) te bereiken. Op 20 maart 2015 vond er in de auto van de verdachte een telefoongesprek plaats waarin de verdachte zei dat hij wilde praten over de bedreigingen van zijn familie. Hij zei daarbij onder andere: ‘Nee, dan kom ik jou wel zoeken vriend. Goed? Dan doen we het zo. Als jij niet wilt pra ... Als jij niet gewoon netjes met mij aan de tafel wil gaan zitten dan gaan we het op een andere manier doen.’ Uiteindelijk werd een afspraak gemaakt met [slachtoffer 4] om elkaar op maandagavond 23 maart 2015 om 20.00 uur te ontmoeten bij de McDonald’s in Helmond.
Op 23 maart 2015 omstreeks 19.45 uur reed de verdachte met [medeverdachte 14] – via Valkenswaard om medeverdachte [medeverdachte 7] op te halen – naar Helmond. In de auto praatte de verdachte [medeverdachte 14] bij over het conflict met [slachtoffer 4] , de schuttingbouwer en de bedoeling van de ontmoeting, namelijk de betaling van € 25.000 binnen 48 uur. In hetzelfde gesprek werd – nadat medeverdachte [medeverdachte 7] was opgehaald – ook besproken hoe [slachtoffer 4] zal worden benaderd. Op de camerabeelden van de McDonald’s is vervolgens gezien dat tijdens de betreffende ontmoeting [slachtoffer 4] eerst werd toegesproken door medeverdachte [medeverdachte 7] en de verdachte, waarbij zij veelvuldig in [slachtoffer 4] zijn richting hebben gewezen. [medeverdachte 14] zat aanvankelijk bij een tafeltje gesitueerd in het gezichtsveld van [slachtoffer 4] en voegde zich op enig moment ook in het gesprek, waarbij hij zeer dicht bij het gezicht van [slachtoffer 4] is gekomen. Uit de OVC-gesprekken die na de ontmoeting hebben plaatsgevonden, kan worden afgeleid dat [medeverdachte 14] tegen [slachtoffer 4] heeft gezegd: ‘Ik kom uit Zuid-Amerika, normaal zou ik je hele familie afknallen voor deze shit’ en ‘Ik wil jouw toko met alles en iedereen in de fik steken.’ Dat deze bewoordingen zijn geuit, wordt naar oordeel van het hof bevestigd door de verklaring van getuige [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 4] die avond tegen haar heeft gezegd dat hij moest gaan betalen en er anders een huurmoordenaar kwam en dat deze huurmoordenaar ook binnen bij de McDonald’s was.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, medeverdachte [medeverdachte 7] en [medeverdachte 14] in de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 tezamen en in vereniging – te weten in een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering – hebben geprobeerd om [slachtoffer 4] af te persen.
Openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard (zaakdossier 9, feit 6 in de zaak met parketnummer 03-702609-15)
Het juridisch kader
Voor een veroordeling ter zake van openlijke geweldpleging als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht is onder meer vereist dat het geweld ‘in vereniging’ is gepleegd. Van zulks plegen is sprake indien en voor zover er een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld is geleverd (vgl. onder meer HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1328). Het dient daarbij te gaan om een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld (HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3029). Voor een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld is echter niet vereist dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld zijn begonnen (vgl. HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132). Daarbij heeft te gelden dat de enkele omstandigheid dat de dader de groep getalsmatig versterkt ‘niet zonder meer’ een voldoende significante of wezenlijke bijdrage oplevert. Dat geldt eveneens voor het enkele niet-distantiëren (vgl. HR 1 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT1819, NJ 2011/519 en HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1328). Het is niet vereist dat de dader zelf geweld pleegt of daaraan fysiek deelneemt. Van een significante en wezenlijke bijdrage kan eveneens sprake zijn wanneer de verdachte, zonder aan de geweldpleging deel te nemen, die geweldpleging heeft ‘bevorderd en wellicht zelfs uitgelokt’ (HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0132, NJ 2011/174). Niet is vereist dat de dader zelf geweld heeft gepleegd. Het gebruik van ‘in vereniging’ geeft aan dat voldoende is dat wordt bewezen dat de betrokkene opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Enerzijds is het enkele getalsmatig versterken van een groep niet voldoende, anderzijds is het plegen van een gewelddadige handeling niet nodig, maar kan de significante of wezenlijke bijdrage ook bestaan uit bijvoorbeeld vocale aanmoedigingen. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen is meer dan getalsmatig versterken van een groep (HR 8 februari 2011,
NJ2011/82). Voldoende is dat degene die zelf geen geweld heeft gepleegd ‘opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad, en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd’ (Kamerstukken II 1998/99, 26519, 3, p. 6). De dader dient zich aldus te manifesteren als lid van een groep die openlijk geweld pleegt, bijvoorbeeld door aan die groep ‘vocale, intellectuele of andere bijdragen’ te leveren (Kamerstukken II 1998/99, 26519, 3, p. 4). Bij geweldshandelingen binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan ontstaan samenwerkingsverband kan uit de omstandigheid dat de betrokkene zich ervan bewust was dat ook anderen deelnamen aan de openlijke geweldpleging worden afgeleid dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van geweld (HR 27 september 2016, NJ 2016/437).
Vaststelling van de feitenOp 7 mei 2015 vond op en nabij het terras van café [café 1] in Sittard een vechtpartij plaats. Die vechtpartij vond plaats tussen diverse leden van de Bandidos en drie personen die kennelijk betrokkenheid hadden bij (supportclubs van) de Hells Angels . Uit de bewijsmiddelen volgt – voor zover in hoger beroep aan de orde – dat de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 7] zelf actief geweld hebben uitgeoefend door te slaan en/of te trappen tegen een of meer van de slachtoffers. Daarbij komt dat [medeverdachte 6] een kopstoot aan een van de slachtoffers heeft gegeven en dat medeverdachte [medeverdachte 7] op het hoofd van een van de slachtoffers is gesprongen. Medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 17] waren bij het geweld, doch hebben zelf geen direct (fysiek) geweld tegen de drie slachtoffers toegepast.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte met een boksbeugel heeft geslagen richting aangever [slachtoffer 5] , nadat hij ten val was gekomen. [slachtoffer 5] heeft letsel opgelopen, waaronder een breuk van de oogkas en het jukbeen links. Gezien het feit dat de verdachte met een boksbeugel heeft uitgehaald naar [slachtoffer 5] , is het hof van oordeel dat hij (mede) verantwoordelijk is geweest voor het veroorzaken van dat letsel.
Oordeel van het hofNaar het oordeel van het hof zijn de gedragingen van de verdachten als ‘groep’ te kenschetsen als een welbewuste deelname aan een aanvalsgolf. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in overweging dat elk van de betrokkenen door middel van het dragen van de ‘
colors’ danwel anderszins uiterlijk kenbaar heeft gemaakt dat zij behoren tot de Bandidos . Elk van de verdachten heeft (daarmee) reeds niet enkel de groep getalsmatig versterkt maar door deze kleding aangegeven dat zij deel uitmaakten van de aanvallende groep.
Met betrekking tot de verdachte geldt dat hij (mede) verantwoordelijk is voor het door [slachtoffer 5] opgelopen letsel, nu hij met zijn boksbeugel naar hem heeft geslagen toen [slachtoffer 5] al op de grond lag.
Het hof komt dan ook tot bewezenverklaring van dit feit en zal hem ook veroordelen voor de strafverzwarende omstandigheid van het ontstane lichamelijke letsel.
Poging zware mishandeling [slachtoffer 8] en diefstal iPhones (zaakdossier 11, feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 03-702637-17)
De verdachte wordt verweten dat hij samen met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling (feit 1, primair) dan wel openlijke geweldpleging (feit 1, subsidiair) tegen [slachtoffer 8] , alsmede dat hij twee iPhones van die [slachtoffer 8] heeft gestolen (feit 2).
Geweld
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof, grotendeels met de rechtbank, het volgende vast.
Op 10 mei 2015 hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] fors geweld toegepast op [slachtoffer 8] door deze meermalen met een boksbeugel tegen het hoofd te slaan en hem te schoppen. Ten gevolge van deze mishandeling heeft [slachtoffer 8] letsel opgelopen, waaronder een hoofdwond.
Uit de opgenomen gesprekken in de auto van de verdachte tijdens en direct na het incident blijkt hoe heftig het geweld is geweest. De andere aanwezigen in de auto zijn duidelijk geschrokken en men verbaasde zich erover dat [slachtoffer 8] nog kon weglopen. Uit afgeluisterde gesprekken blijkt dat zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte 7] het erover hebben dat ze [slachtoffer 8] goed te pakken hebben gehad. De verdachte vertelde naderhand in de auto tegen medeverdachte [medeverdachte 7] dat hij [slachtoffer 8] een paar klappen heeft gegeven met een boksbeugel waarbij hij, op het moment dat [slachtoffer 8] op de grond lag en [medeverdachte 7] hem vast had, twee keer ‘volle gas’ achter op zijn hoofd heeft geslagen met de boksbeugel. Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft naar eigen zeggen ‘flink gestampt’.
Het hof stelt op grond van de verklaring van [slachtoffer 8] en de opgenomen gesprekken vast dat de verdachte in ieder geval twee keer met een boksbeugel met kracht tegen de achterkant van het hoofd van [slachtoffer 8] heeft geslagen, terwijl die [slachtoffer 8] op de grond lag en werd vastgehouden door medeverdachte [medeverdachte 7] . Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 7] met geschoeide voet [slachtoffer 8] geschopt. Hoewel [slachtoffer 8] in de veronderstelling was dat ook medeverdachte [medeverdachte 7] hem met een boksbeugel heeft geslagen, is daarvoor onvoldoende steun in het dossier. Het hof gaat er dus vanuit dat enkel de verdachte een boksbeugel heeft gehanteerd.
Naar het oordeel van het hof kunnen deze gedragingen, mede gelet op de opgenomen gesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] , naar hun uiterlijke verschijningsvorm redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan handelingen gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 8] . Daartoe overweegt het hof in het bijzonder het volgende.
Het hof acht met name het in de auto van de verdachte opgenomen gesprek op 7 april 2015 tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] van belang. Medeverdachte [medeverdachte 7] zei in dat gesprek dat hij zich had voorgenomen om [slachtoffer 8] ‘te pakken te nemen’ als hij hem weer tegen zou komen. Er wordt daarbij gesproken over het van de weg rijden van [slachtoffer 8] , hem op zijn flikker schieten en het desnoods een half jaar daarvoor gaan zitten. Daarbij gaf medeverdachte [medeverdachte 7] aan dat hij eigenlijk die week een boksbeugel moest hebben. Het hof leidt daaruit af dat medeverdachte [medeverdachte 7] zelf kennelijk ook de bedoeling had om een boksbeugel te gebruiken. Voorts heeft het hof hiervoor in het kader van de openlijke geweldpleging bij café [café 1] (zaakdossier 9) vastgesteld dat de verdachte op 7 mei 2015 ook al gebruik heeft gemaakt van een boksbeugel, hetgeen na afloop van dat geweld met medeverdachte [medeverdachte 7] is besproken. Medeverdachte [medeverdachte 7] wist dus dat de verdachte enkele dagen vóór de confrontatie met [slachtoffer 8] een boksbeugel voorhanden had en deze ook daadwerkelijk heeft gebruikt bij het uitoefenen van geweld.
Op 10 mei 2015 zijn de voornemens om [slachtoffer 8] te grazen te nemen daadwerkelijk door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] uitgevoerd op een moment dat ze [slachtoffer 8] toevallig zagen. Wat daarbij hun bedoelingen waren, blijkt niet alleen uit hetgeen zij van tevoren al hadden besproken, maar ook uit wat zij na afloop van het geweld in de auto bespraken. Uit de opgenomen gesprekken, in het bijzonder diverse uitlatingen van medeverdachte [medeverdachte 7] , blijkt namelijk dat hij eigenlijk nog niet helemaal tevreden was. Zo zei medeverdachte [medeverdachte 7] dat hij [slachtoffer 8] eigenlijk helemaal ‘total loss’ had moeten slaan, dat hij dat liever had gehad en dat zij eigenlijk nog ‘effen hadden moeten kunnen doorpakken, een minuutje’.
Gelet op het handelen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] , alsmede de door hen gedane uitlatingen zoals hiervoor uiteen gezet en in de bewijsmiddelen weergegeven, is het hof van oordeel dat beide verdachten vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 8] hebben gehad. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer 8] onder meer letsel had op zijn hoofd en dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd, met name ter hoogte van de slapen, kwetsbare delen bevat. Door het onder meer meermalen slaan met een boksbeugel tegen het hoofd, kan dit aldus leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Tevens is het hof op basis van het vorenstaande van oordeel dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] , die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] op 10 mei 2015 in Valkenswaard tezamen en in vereniging hebben gepoogd om aan [slachtoffer 8] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meermalen met een boksbeugel tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en door met geschoeide voet te schoppen.
Diefstal
Uit de aangifte van [slachtoffer 8] en de OVC-gesprekken in de auto van de verdachte na de geweldpleging blijkt dat een telefoon tijdens het gevecht uit het vest van [slachtoffer 8] is gevallen en dat er een telefoon door de verdachte uit de auto van [slachtoffer 8] is gepakt. Beide telefoons zijn meegenomen door de verdachte. Het bewijs dat medeverdachte [medeverdachte 7] daarvan wetenschap had ontbreekt. Medeverdachte [medeverdachte 7] werd immers pas in de auto na afloop van het incident door de verdachte daarvan op de hoogte gebracht, waarop hij verbaasd reageerde. Het hof zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van het medeplegen van deze diefstal.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen acht het hof derhalve bewezen dat de verdachte tijdens de geweldpleging tegen [slachtoffer 8] op 10 mei 2015 twee iPhones van die [slachtoffer 8] heeft weggenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 6 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in de zaak met parketnummer 03-702637-17 onder feit 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 03-702637-17 onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de advocaat-generaal rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht aan de verdachte een straf op te leggen die erop neer komt dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht kan worden gecombineerd met een taakstraf voor de duur van 240 uren, aldus de raadsman. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar de feiten en omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de schending van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie. Deze criminele organisatie bestond uit diverse leden van het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos , te weten: medeverdachte [medeverdachte 4] als president, vice-president medeverdachte [medeverdachte 2] , sergeant of arms [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] , secretary/treasurer medeverdachte [medeverdachte 10] , road captain medeverdachte [medeverdachte 6] , full members [medeverdachte 13] , medeverdachte [medeverdachte 7] , [medeverdachte 11] , de verdachte, probationary medeverdachte [medeverdachte 17] en hangaround [medeverdachte 14] . De criminele organisatie had als oogmerk het plegen van bedreigingen en openlijke geweldpleging – in het bijzonder tegen de motorclub Hells Angels – en het voorhanden hebben van verboden wapens.
Het Sittardse chapter van motorclub Bandidos zorgde voor een explosieve sfeer in Sittard en omgeving. Zo vond vlak na de oprichting in maart 2014 een granaataanslag plaats op de woning van medeverdachte en president van Bandidos , [medeverdachte 4] . Korte tijd later volgden nog twee granaataanslagen, één op diezelfde woning en één op de woning van [medeverdachte 11] . Al eind maart 2014 werden enkele leden aangehouden en later ook veroordeeld wegens verboden wapenbezit. Gaandeweg werd in de zomer van 2014 de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Uit het dossier blijkt ook van een daadwerkelijke vete tussen beide clubs in Limburg, zowel uit afgeluisterde gesprekken als uit diverse incidenten. Dit alles lijkt voort te komen uit een diepgewortelde, langdurende en zich over meer landen uitstrekkende strijd om de hegemonie.
Die vete en de bedoelingen van het Sittardse chapter van Bandidos kwamen in januari en mei 2015 tot uiting. Op 24 januari 2015 vond een zogenaamde klopjacht plaats op leden van de Hells Angels . Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen. De bedoeling die avond was duidelijk: vechten met de Hells Angels .
Toevalligerwijs werd er die avond nergens een Hells Angel aangetroffen, omdat er een clubfeest gehouden werd op een locatie die niet door Bandidos werd bezocht. Op 7 mei 2015 was het zogezegd wel raak met de openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard en de provocatie van de Hells Angels daarna in Kerkrade. Hierdoor kreeg het Sittardse chapter meer en meer een bedreigende en gewelddadige reputatie. Het lijkt erop dat Bandidos de enige motorclub in de omgeving, of zelfs van heel Nederland, wilde worden. Alles was erop gericht de baas te zijn. Dit werd onderling besproken en ook uitgedragen door intimidaties en geweld. Daarbij was het gebruik van wapens uitdrukkelijk een optie, niet alleen is dat gezien bij het geweldsincident bij de [café 1] , maar ook blijkt uit de gesprekken dat wapens beschikbaar zijn of zouden moeten zijn, als ze nodig zijn.
Los van het voorgaande, bleken er nog tal van omstandigheden die duidden op de criminele aard van het samenwerkingsverband. Zo probeerde men op allerlei manieren uit het zicht van politie en justitie te blijven. Leden werden gemaand voorzichtig om te gaan met communicatiemiddelen, men had zogenaamde PGP-telefoons en er werd een coöperatie opgericht die als dekmantel had te gelden voor een clubhuis, waarbij ook wachtgelopen werd. Deze omstandigheden staan weliswaar niet in directe relatie tot de bedreigingen en het geweld tegen de Hells Angels , maar tonen wel het karakter van de club.
Kortom, de aanwezigheid van het Sittardse chapter van Bandidos zorgde voor een aantasting van de openbare orde. Het liet zich leiden door territoriumdrift en plaatste zichzelf buiten de democratische rechtsorde.
Met betrekking tot de op te leggen straf ten aanzien van de deelneming aan de criminele organisatie neemt het hof 12 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de leden (full members), 14 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de bestuursleden en 18 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de leiders/oprichters van de criminele organisatie. Omdat de verdachte full member van de criminele organisatie Bandidos (chapter Sittard) was, acht het hof voor dit feit in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend.
Daarnaast is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich op 7 mei 2015 schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging bij café [café 1] . Hij heeft daarbij één van de slachtoffers meermalen met een boksbeugel geslagen en die heeft daardoor onder meer een gebroken jukbeen en oogkas opgelopen. Het geweld vond plaats in het kader van de territoriumdrift van het Sittardse chapter van Bandidos en hun vijandigheid tegen de Hells Angels . Bovendien was er sprake van slachtoffers die zonder enige aanleiding werden mishandeld door een veel grotere groep in
colorsgeklede leden van de Sittardse Bandidos .
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging van een Mercedes bus en bijbehorende sleutel. Daartoe is men gezamenlijk naar ’s-Hertogenbosch gereden en naar de bezitter van de bus gegaan om aldaar de sleutel af te pakken en met die bus weg te rijden. Uit het dossier blijkt dat er een ‘boodschap’ overgebracht moest worden en die boodschap zou ook begrepen zijn. Het hof leidt daaruit af dat de diefstal kennelijk in het teken stond van een conflict, waarbij men voor eigen rechter heeft gespeeld. Daarbij heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van de betreffende bus.
Verder heeft de verdachte samen met anderen een schuttingbouwer proberen af te persen voor duizenden euro’s. Na een conflict over een geplaatste schutting en vermeende bedreigingen van de schuttingbouwer tegen de vrouw van de verdachte toen de betaling van de schutting uitbleef, werd een afspraak gemaakt bij de McDonald’s in Helmond. Daar werd aan de schuttingbouwer op zeer intimiderende wijze een zogenaamde boete opgelegd voor veronderstelde bedreigingen aan het adres van de vrouw en kinderen van de verdachte. Uit de verklaringen van de schuttingbouwer en zijn partner blijkt dat zij grote angsten hebben uitgestaan en oprecht gedacht hebben dat de schuttingbouwer oog in oog had gestaan met zijn huurmoordenaar.
Ten slotte heeft de verdachte zich samen met zijn vader medeverdachte [medeverdachte 7] schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Medeverdachte [medeverdachte 7] had al langere tijd onenigheid met het latere slachtoffer. Toen ze hem toevallig zagen lopen hebben de verdachte en zijn vader het slachtoffer mishandeld. De verdachte maakte daarbij gebruik van een boksbeugel. Het geweld hield pas op toen het slachtoffer wist te vluchten. Tijdens dit geweld heeft de verdachte ook van de gelegenheid gebruik gemaakt en het slachtoffer twee iPhones afhandig gemaakt. Uit de OVC-gesprekken blijkt voorts dat twee jonge kinderen van de verdachte vanuit de auto het zinloos geweld dat door hun vader en opa werd verricht hebben waargenomen, hetgeen bezwaarlijk als een goed voorbeeld voor hun eigen latere gedrag kan worden gekwalificeerd.
Het dossier en dan vooral de opgenomen gesprekken in de auto van de verdachte ademen een normalisatie van geweldgebruik. Conflicten worden bij voorkeur met hulp van vuisten, voeten maar ook boksbeugels of andere wapens uitgevochten. Naderhand wordt er dan tussen de verdachte en zijn vader opgeschept over hoe ze iemand te pakken hebben genomen. Het hof acht dit enorm zorgelijk, mede gezien het feit dat de verdachte noch zijn vader zich laten weerhouden door de aanwezigheid van hun (klein)kinderen en die daarmee een ongelooflijk slecht voorbeeld geven hoe zij op hun beurt hun latere conflicten kunnen oplossen.
Het hof rekent de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard, niet alleen in ernst maar ook in aantal.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten was veroordeeld. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meermalen van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman onder meer naar voren gebracht dat de verdachte een gevangenisstraf die in België is opgelegd uitzit en op korte termijn in vrijheid zal worden gesteld. Hij is getrouwd en heeft vier kinderen. Deze omstandigheden hebben voor het hof nauwelijks meegewogen in het bepalen van de straf, nu het hof de ernst van de bewezenverklaarde feiten zwaarder gewogen heeft dan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden voor alle feiten passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. In gevallen waarin de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeerde, moet de zaak telkens binnen zestien maanden worden afgedaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 27 mei 2015 in verzekering is gesteld en hij vervolgens gedurende de behandeling in eerste aanleg 185 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft vervolgens op 9 juli 2021 vonnis gewezen. Aldus is niet binnen zestien maanden na aanvang van de redelijke termijn vonnis gewezen en is de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 5 jaren overschreden. Voorts stelt het hof vast dat namens de verdachte op 22 juli 2021 hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof heden op 28 maart 2025 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. Aldus is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 20 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijdingen van de redelijke termijn rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal de overschrijdingen van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de gevangenisstraf zal matigen met 7 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder de verdachte een BlackBerry in beslag is genomen. Het hof is van oordeel dat dit inbeslaggenomen goed moet worden teruggegeven aan de verdachte, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 63, 140, 141, 302, 310, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de partiële vrijspraak van het medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 te Helmond (parketnummer 03-702609-15, feit 3);
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 6 en het in de zaak met parketnummer 03-702637-17 onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-702609-15 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 6 en het in de zaak met parketnummer 03-702637-17 onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een BlackBerry, gsm, kleur zwart, goednummer 613728.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker en mr. N. van Abeelen, griffiers,
en op 28 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es en mr. S. van den Akker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.