Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Dwangsom inzake niet tijdig beslissen; Claim immateriële schadevergoeding’. In de brief staat belanghebbende als schadegerechtigde vermeld. De brief vermeldt als onderwerp gevraagde beslissing/verzoek: ‘Bezwaar DA IB/PVV 2010’. In de brief staat verder: ‘Belanghebbende claimt een immateriële schadevergoeding indien onverhoopt de beslissing niet binnen een halfjaar kenbaar is gemaakt.’ en: ‘Datum ondertekening 12-10-2015, Datum ingang dwangsom + 14 dg. 22-10-2015’. De Inspecteur heeft de brief op 14 oktober 2015 ontvangen.
- uw eigen eerdere verklaring van 30 oktober 2007, dat u in België gemiddeld gedurende hooguit enkele uren per maand actief bent;
- de expliciete verklaring van uw werkgever, dat u niet tevens buiten Nederland uw dienstbetrekking vervult of vervulde;
- uw eigen verklaring dat een beloning voor arbeid buiten Nederland kennelijk niet is bedongen en overeengekomen, althans niet afzonderlijk kenbaar is of wordt betaald;
- uw (bij uw aanvraag om een Belgisch rustpensioen gevoegde) opsomming van al uw (historische) beroepsactiviteiten waarin u zelfs niet (langer) aangaf ook buiten Nederland (substantieel en in dienstbetrekking) te hebben gewerkt; en
- de opgaven van 16 juni 2008 en 28 juli 2008 van respectievelijk de Belgische Rijksdiensten voor Pensioenen en het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen waaruit blijkt dat de door u gestelde activiteiten die u in uw woonland België zou hebben verricht (of eventuele inkomsten daaruit) nooit hebben geleid tot een aangifte, althans tot tijdvakken van verplichte verzekering op grond van de Belgische socialewetgeving.”
- De procesgegevens ter zake van de procedure BK-SHE 16/03815 en 03816 zijn in ons interne systeem verwijderd. Het is dus niet mogelijk om te achterhalen wie de aanslag heeft opgelegd. Uit de aanwezige stukken lijkt het aannemelijk dat de heer [P] de aanslagen heeft opgelegd. Het bezwaar is behandeld door [B] ;
- De heer [P] is in september 2013 helaas overleden;
- De heer [B] is met ingang van 1 oktober 2017 met pensioen gegaan, en heeft de Belastingdienst verlaten;
- De dossiers van de heren [P] en [B] zijn opgeschoond; er zijn geen personeelsdossiers meer aanwezig, waardoor het niet mogelijk is om het aan hen afgegeven mandaat te reproduceren;(…)
- De heren [P] , [B] en (…) waren gemandateerd (…) om namens de inspecteur op te treden.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond,
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.