ECLI:NL:GHDHA:2020:2349
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- T.A. de Hek
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- F.G.F. Peters
- Rechtspraak.nl
Belastingrente bij voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting en de gevolgen van begunstigend beleid
In deze zaak gaat het om de voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd voor het boekjaar 2016. De Inspecteur heeft een voorlopige aanslag opgelegd, die door belanghebbende is betaald. Na de aangifte vennootschapsbelasting en een boekenonderzoek heeft de Inspecteur een herziene voorlopige aanslag opgelegd, die resulteerde in een te betalen bedrag en een belastingrente van € 1.553. Belanghebbende betwist de hoogte van de belastingrente en stelt dat deze niet in rekening kan worden gebracht over de periode waarin het geld op de bankrekening van de Belastingdienst stond. Het Hof verwerpt deze stelling en stelt dat de belastingrenteregeling in de AWR een eigen juridisch begrip kent, waarbij de uitleg van bedrijfseconomische begrippen niet relevant is. Belanghebbende stelt subsidiair dat het begunstigend beleid van de staatssecretaris van Financiën niet is ingetrokken, maar het Hof verwijst naar eerdere uitspraken en oordeelt dat de intrekking van het beleid per 8 december 2017 heeft plaatsgevonden. Het Hof oordeelt dat de belastingrente moet worden beperkt tot de periode van 9 december 2017 tot en met 3 november 2018, en dat er geen belastingrente in rekening mag worden gebracht voor de periode tot 8 december 2017. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd en de belastingrente wordt verlaagd tot € 1.047.