ECLI:NL:RBDHA:2020:590
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beschikking belastingrente en de toepassing van wettelijke bepalingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de opgelegde belastingrente aan eiseres voor het jaar 2016. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L. van de Reep, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking belastingrente die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur bij het opleggen van de beschikking belastingrente niet in strijd heeft gehandeld met de wettelijke bepalingen, noch met de beleidsregels die voor hem gelden. De rechtbank oordeelde dat de belastingrente correct was berekend volgens artikel 30fb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en dat er geen sprake was van een buitensporige last voor eiseres. De rechtbank heeft ook overwogen dat de wetgever bij de regeling van de belastingrente een ruime beoordelingsmarge heeft en dat de wettelijke regels niet in strijd zijn met de bescherming van de individuele fundamentele rechten zoals vastgelegd in het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.