In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de belastingrente die in rekening is gebracht bij een voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking belastingrente, maar dit bezwaar werd door de inspecteur afgewezen. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de belastingrente onterecht is berekend en dat het bezwaar tegen de belastingrente ontvankelijk had moeten zijn. Het Hof oordeelde dat de belastingrente conform de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is berekend, maar dat het bezwaar tegen de belastingrente bij de aanslag niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op het in rekening brengen van belastingrente bij de aanslag. De uitspraak van de inspecteur werd in zoverre vernietigd, terwijl het beroep voor het overige ongegrond werd verklaard. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het in rekening brengen van belastingrente en de ontvankelijkheid van bezwaren.