Uitspraak
[appellant],
die kantoor houdt in Zwolle,
mr. Van Betten,
2 [geïntimeerde2] ,die woont in [woonplaats2] ,die bij de rechtbank optrad als verweerder,hierna: [geïntimeerde2] ,voor wie zich geen advocaat heeft gesteld.
1.Het verloop van de procedure bij het hof
20 maart 2024, in beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel (zittingsplaats Zwolle) van 20 december 2023. Mr. Van Betten heeft een verweerschrift ‘alsmede eis in incidenteel hoger beroep’ (met productie) ingediend. [appellant] heeft een verweerschrift in incidenteel appel (met producties) ingediend.
[geïntimeerde2] heeft geen verweerschrift ingediend.
mr. Van Betten ingediende verweerschrift bij de rechtbank. Mr. Van Betten heeft geen bezwaar gemaakt tegen de uitbreiding van het verzoek en het hof ziet ook geen reden om de uitbreiding ambtshalve buiten beschouwing te laten. Het hof zal dan ook beslissen op het uitgebreide verzoek.
2.De kern van de zaak2.1 Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellant] recht heeft op inzage in en afschrift van een aantal stukken uit de administratie van Dutch Export & Trading B.V. (hierna: DET), die mr. Van Betten, als voormalig curator van DET, nog onder zich heeft. [appellant] stelt dat hij op grond van bestuurdersaansprakelijkheid een vordering uit onrechtmatige daad heeft op [geïntimeerde2] , de voormalig bestuurder van DET,. Mr. Van Betten heeft zich op het standpunt gesteld dat hij het verzoek om inzage en afgifte pas kan honoreren wanneer [geïntimeerde2] daarvoor toestemming geeft.2.2 De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. [appellant] is het niet met deze beslissing eens en heeft het hof verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het gewijzigde verzoek alsnog toe te wijzen. Mr. Van Betten vindt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om vergoeding van de werkelijke proceskosten niet heeft ingewilligd.2.3 Het hof vindt het verzoek, anders dan de rechtbank, gedeeltelijk toewijsbaar. Het zal de beschikking van de rechtbank dan ook vernietigen en het verzoek alsnog deels toewijzen. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd.3. De relevante feiten3.1 [geïntimeerde2] was statutair bestuurder van DET. DET was actief in de internationale handel in bloembollen. Zij leverde onder meer bloembollen aan klanten in Iran en Rusland.3.2 Op 31 oktober 2017 heeft [appellant] aan DET een bedrag van € 70.000,- geleend. De overeenkomst is - summier - schriftelijk vastgelegd. In de schriftelijke overeenkomst is bepaald dat het geleende bedrag in gedeelten wordt terugbetaald voor 1 januari 2018.3.3 Omdat DET het geleende bedrag niet terugbetaalde, heeft [appellant] haar
Aankoop voor bloembollen. (...) Deze vrachten zijn verkocht en verstuurd naar Iran. Deze klant zou DET op tijd voor 1 januari 2018 uitbetalen. Bij ontvangst in Iran zou hij ze door verkopen, geld ontvangen en DET dan betalen. Hij had meerdere vrachten gekocht en netjes vooraf betaald. Toen waren zijn liquide middelen op en DET heeft hem met de volgende vrachten ondersteund. Totaal een vordering op hem van f 120000,-. Waarvan het laatste deel betaald zou worden eind maart 2019, tijdens Iraans Nieuwjaar, wanneer er veel bloemen geld binnenkomt bij hun. Inmiddels is de man overleden en heb ik nog in samenwerking met de curator dit geld proberen binnen te halen, maar dat is niet gelukt.’
4.4. De beoordeling van het geschil
‘
Die maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage (…) verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, moet dus gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen.De vraag wat als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Ook hier is daarbij uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal.’
€ 240.000,-. Er is dan ook geen enkele aanwijzing dat [appellant] als enige schuldeiser onbetaald is gebleven. Het faillissementsverslag bevat ook geen aanwijzing dat [geïntimeerde2] vermogen van DET aan verhaal onttrokken heeft. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de curator ook verklaard dat de opmerking over onbehoorlijk bestuur in het faillissementsverslag ziet op de (tekortschietende) administratie van DET en op de belastingaangifte. Dat [geïntimeerde2] bestuurder is geweest van een vennootschap die in 2014 failliet is gegaan, vormt evenmin een aanwijzing voor het vermoeden van [appellant] dat [geïntimeerde2] de betaling en het verhaal van de vordering van [appellant] op DET heeft gefrustreerd. Ieder redelijk verband tussen dat feit en het vermoeden ontbreekt. n. Het niet voldoen aan de boekhoudplicht maakt anders dan [appellant] lijkt te veronderstellen, een bestuurder van een vennootschap ook niet aansprakelijk jegens individuele schuldeisers.
- Bij het sluiten van de overeenkomst van geldlening tussen DET en [geïntimeerde2] is [geïntimeerde2] volledig betrokken geweest. Hij heeft zelf [appellant] benaderd en heeft ook zelf de afspraken met [appellant] gemaakt;
- De overeenkomst van geldlening tussen [appellant] en DET is aangegaan voor een korte periode. De overeenkomst is gesloten op 31 oktober 2017 en DET diende het geleende bedrag twee maanden later terugbetaald te hebben (zie 3.2);
- Volgens [geïntimeerde2] was de geldlening bestemd voor de aankoop door DET van een grote partij bloembollen, die DET zou leveren aan een Iraanse klant, Seifolla. Die vaste klant van DET betaalde altijd vooruit, had het grootste deel van de partij ook nu al vooruit betaald, maar zou het restant met het Iraans nieuwjaar, in maart 2018 betalen. Het moet [geïntimeerde2] in dat geval bekend zijn geweest dat DET de geldlening niet tijdig (uiterlijk op 31 december 2017) zou kunnen betalen met de betaling door Seifolla van de restant koopsom. Die koopsom zou DET immers pas in maart 2018 ontvangen. De geldlening moest DET dan ook financieren met andere voor 31 december 2017 te ontvangen bedragen;
- [geïntimeerde2] heeft niet toegelicht met de ontvangst van welke bedragen en van wie en wanneer DET op 31 oktober 2017 rekening mocht houden. Uit zijn betoog valt af te leiden dat het zijn bedoeling was dat de lening van [appellant] zou worden terugbetaald uit de restant koopsom die DET van Seifolla zou ontvangen. Maar volgens zijn eigen stellingen zou Seifolla pas in maart 2018, dus ruim na 31 december 2017, betalen.
mr. Van Betten voorafgaand aan de procedure volgens de door hem overgelegde urenspecificatie heeft besteed en die hij naar verwachting zal moeten besteden om inzage te verstrekken. Het zal [appellant] veroordelen tot betaling van dit bedrag.
Het hof ziet geen reden om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden. Het hof gaat er, gelet op het standpunt van de mr. Van Betten in deze procedure, vanuit dat mr. Van Betten aan de veroordeling zal voldoen.
5.5. De beslissing
- een afschrift van het Excel-bestand met de titel ‘werkmap C groep 01-01-2018_31-12-2018’ en
- een afschrift van het PDF-bestand met alle bankmutaties bij ING Bank (IBAN: [nummer1] ) over de periode 1 januari 2018 tot en met 14 augustus 2019;