Uitspraak
1.[appellante1] ,
de erfgenamen,
[geïntimeerde1],
1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
3.De beoordeling
4.De beslissing
18 oktober 2022.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, die inmiddels was overleden, had hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Overijssel. Op de dag dat de memorie van grieven ingediend moest worden, heeft de advocaat van de overleden appellante meegedeeld dat haar erfgenamen het geding zouden overnemen. Echter, de memorie van grieven is niet ingediend, waardoor het recht om dit te doen is vervallen. Het hof heeft vastgesteld dat de erfgenamen geen grieven hebben ingediend tegen de bestreden vonnissen en dat er geen onjuiste gronden zijn voor het niet verlenen van uitstel. Hierdoor zijn de erfgenamen niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Het hof heeft hen tevens veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van de geïntimeerde.
De procedure begon met een hoger beroep ingesteld door de erflaatster op 18 maart 2022, maar na haar overlijden op 27 april 2022 heeft de advocaat de procedure overgedragen aan de erfgenamen. Ondanks het verlenen van uitstel voor het indienen van de memorie van grieven, is deze nooit ingediend. Het hof heeft de erfgenamen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de overname van de procedure, waarop de geïntimeerde geen bezwaar heeft gemaakt. De beslissing van het hof is gebaseerd op artikel 133 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat het recht om een proceshandeling te verrichten vervalt indien deze niet binnen de gestelde termijn is verricht en er geen uitstel kan worden verkregen.