Uitspraak
gevestigd te Best,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft Semtex B.V. cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 4 december 2018 een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant heeft bekrachtigd. Semtex vorderde inzage in en afschrift van bescheiden die door een bewijsbeslag waren getroffen, op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vordering was gebaseerd op de stelling dat de voormalige werknemers, [verweerster 1] en [verweerster 2], onrechtmatig hadden gehandeld door concurrentie te zoeken met Semtex na hun vertrek. De Hoge Raad oordeelde dat de maatstaf voor het aannemen van een rechtsbetrekking in het kader van artikel 843a Rv ook in niet-intellectuele eigendomszaken geldt, en dat Semtex onvoldoende feiten en omstandigheden had gesteld om haar vordering te onderbouwen. De Hoge Raad bevestigde dat de rechter een evenwicht moet vinden tussen het belang van de eiser om bewijs te verkrijgen en het belang van de verweerder om vertrouwelijke informatie te beschermen. Semtex had niet aangetoond dat de voormalige werknemers hun verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst hadden geschonden, en de vordering werd afgewezen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt Semtex in de kosten van het geding in cassatie.