Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
iii. [geïntimeerden] c.s. te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest tot de dag van algehele voldoening.
2.De vaststaande feiten
28 januari 2014 is bij notariële akte van dezelfde datum houdende wijziging van de statuten de naam van De Lara Featheration B.V. gewijzigd in Genetap B.V.
[appellant] is medeaandeelhouder en vanaf 24 mei 1996 statutair directeur van deze vennootschap. Mevrouw [C] , echtgenote van [appellant] , was van
19 november 2012 geparafeerd en ondertekend door [geïntimeerden] c.s. respectievelijk [appellant] (hierna: de huurovereenkomst). De huurovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
(…)Gebruik
De pandakte houdt onder meer het volgende in:
‘in aanmerking nemende dat:a. Pandgever blijkens een overeenkomst van geldlening van 26 augustus 2011 (hierna: Geldlening) een kredietfaciliteit heeft bij Pandhouder tot een maximum van € 650.000,00.;
‘Groothandel in huiden en veren’en houdt zich bezig met
‘het importeren en exporteren plus commissionair in sierveren.’[appellant] heeft in 2013 opslagruimte aan de [b-straat 2] te [A] gehuurd.
beëindiging van de huurovereenkomst geen sprake kan zijn, omdat de huur voortduurt tot en met 31 juli 2016.
20 juli 2016 voldaan.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
‘bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) [appellant] de verlenging van de huurovereenkomst is aangegaan terwijl hij wist dat de vennootschap haar contractuele verplichtingen niet zou kunnen nakomen;
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
In het geval de grieven (geheel of gedeeltelijk) slagen, brengt de devolutieve werking van het hoger beroep mee dat het hof ook de stellingen van [geïntimeerden] c.s. die de rechtbank onbesproken heeft gelaten of heeft verworpen dient te bespreken en te betrekken bij het oordeel over de vraag of de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. toewijsbaar zijn.
Het hof zal het geschil daarom in volle omvang beoordelen.
‘ingaande 1 augustus 2012 en lopende tot en met 31 juli 2016’.Daarover kon naar het oordeel van het hof dan ook geen misverstand bestaan. Een onderhandse akte levert ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op (art. 157 lid 2 Rv), behoudens tegenbewijs (art. 151, lid 2 Rv). [appellant] heeft gesteld dat hij de overeenkomst is aangegaan onder invloed van dwang, dwaling of bedrog, maar heeft die stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Sterker nog, [appellant] heeft ter zitting verklaard dat hij zich destijds realiseerde dat hij een overeenkomst met een duur van vier jaar tekende, maar noemde het ‘dom’ dat hij de overeenkomst getekend heeft. Hij stelde dat te hebben gedaan onmiddellijk nadat [geïntimeerden] c.s. de overeenkomst aan hem hadden voorgelegd.
c.s. hebben dat echter gemotiveerd betwist. Uit productie 2 bij memorie van antwoord blijkt dat zij de huurovereenkomst per post aan [appellant] hebben toegezonden op 10 oktober 2012. De tekst van die brief luidt als volgt:
‘Hierbij bevestigen wij ons gesprek van vandaag waarin wij zijn overeengekomen het huidige lopende huurcontract van 1 augustus 2012 – 31 juli 2013 open te breken, aan te passen en te verlengen met een duur van drie jaar volgens de voorwaarden van bijgesloten nieuw huurcontract (in tweevoud).Vriendelijk verzoeken wij je één exemplaar van genoemd huurcontract ondertekend aan ons terug te sturen.’Uit de datering van de overeenkomst blijkt genoegzaam dat deze op 10 oktober 2012 door [geïntimeerden] c.s. is ondertekend en pas ruim een maand later, namelijk op 19 november 2012 door [appellant] . Aldus heeft [appellant] voldoende tijd gehad om van de inhoud van de overeenkomst kennis te nemen. Toen hij de overeenkomst op 19 november 2012 ondertekende, mochten [geïntimeerden] c.s. dat dan ook aldus opvatten dat [appellant] verklaarde in te stemmen met de inhoud van de overeenkomst. In de gegeven omstandigheden kan [appellant] zich thans niet jegens hen beroepen op het ontbreken van een met die verklaring overeenstemmende wil (art. 3:35 BW).
c.s. hebben een en ander betwist. Zij hebben er (wederom) op gewezen dat de brief van 22 augustus 2012 is gevolgd door onderhandelingen die in de huurovereenkomst hebben geresulteerd. Verder hebben zij aangevoerd dat [appellant] de zaken omdraait. [appellant] gaf op enig moment aan tussentijds van de lopende huurovereenkomst af te willen. [geïntimeerden] c.s. hebben geprobeerd hem daarbij behulpzaam te zijn door actief naar een nieuwe huurder te zoeken. Zij hebben in dat kader gesprekken gevoerd met Liander maar zijn niet tot overeenstemming met Liander gekomen. Tot een tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst met [appellant] is het dan ook niet gekomen.
Vast staat dat de vennootschap vanaf 1 april 2014 niet langer aan haar uit de huurovereenkomst voorvloeiende verplichtingen heeft voldaan. In geschil is of [appellant] als bestuurder van de vennootschap ter zake uit hoofde van onrechtmatige daad jegens [geïntimeerden] c.s. aansprakelijk is.
Juridisch kader bestuurdersaansprakelijkheid
Ad (i)Wetenschap ten tijde van het aangaan van de (verlengde) huurovereenkomst?
Die situatie heeft zich ook verwezenlijkt. [appellant] heeft in 2013, één jaar na het sluiten van de nieuwe huurovereenkomst, een eenmanszaak opgericht met de naam ‘De Lara Agengy’ die, evenals de vennootschap, een groothandel in huiden en veren drijft.
[appellant] heeft de onderneming van de vennootschap overgeheveld naar en voortgezet in zijn eenmanszaak en de vennootschap actief leeg getrokken. Aldus heeft hij actief bewerkstelligd dat de vennootschap niet langer aan haar verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst met [geïntimeerden] c.s. kon voldoen. Nadat [geïntimeerden] c.s. een kort geding aanhangig hadden gemaakt in verband met de onbetaalde huurpenningen, heeft [appellant] de vennootschap heimelijk en onder een valse voorstelling van zaken geliquideerd.
Groothandel in huiden en veren.’Alleen in de nadere toelichting zit enig verschil. Waar bij de vennootschap stond:
‘Groothandel in veren van gevogelte, pluimvee en aanverwante artikelen’luidt de nadere aanduiding bij de eenmanszaak:
‘Het importeren en exporteren plus commissionair in sierveren.’Die omschrijving duidt erop dat, hoewel [appellant] thans kennelijk ook optreedt als commissionair, de primaire activiteit nog steeds het zelf handelen in veren is.
vennootschapwas die de voorraden heeft verkocht, deels aan derden en deels aan (de eenmanszaak van) [appellant] zelf, waarna hij zijn schuld aan de vennootschap heeft verrekend met zijn vordering in rekening-courant.
[appellant] heeft weliswaar gesteld dat de vennootschap in verzuim was met de voldoening van hetgeen waarvoor het pand tot waarborg strekte (art. 3:248 lid 1 BW), maar hij heeft die stelling in het geheel niet onderbouwd, hoewel dat in het licht van de betwisting door [geïntimeerden] c.s. wel op zijn weg had gelegen.
a) alle stukken die zijn genoemd in rechtsoverweging 4.7 onder d van het tussenvonnis van de rechtbank van 14 oktober 2015, te weten:
stukken, zoals overeenkomsten, correspondentie, facturen en betalingsbewijzen,
en voorts over te leggen
b) stukken, zoals jaarstukken, overeenkomsten, correspondentie, facturen en betalingsbewijzen ten aanzien van de inkopen en verkopen van de eenmanszaak in de periode 2013-2014.
5.De beslissing
20 november 2018;
23 oktober 2018.