Uitspraak
1.[geïntimeerde1]
2. [geïntimeerde2]
3. [geïntimeerde3]
1.Kern van de zaak en uitkomst
2.De procedure bij het hof
- de memorie van grieven met bijlagen (producties)
- de memorie van antwoord met productie
- de akte uitlating van de kant van [de huurder] met producties
- de akte uitlatingen van de kant van [de verhuurders]
3.Het oordeel van het hof
‘ouderdomskwalen’: uitgespoeld voegwerk, doorgebogen betonlatei, gevaarlijke schoorsteen, dakpannen, houtworm.
[de verhuurders] wijzen erop dat de ouderdom van de woning een feit is dat mogelijk ongemakken en minder gerief oplevert. In het algemeen heeft [de huurder] volgens hen te weinig duidelijk maakt dat de gestelde zaken afbreuk doen aan het huurgenot. [de huurder] maakt specifiek niet aannemelijk dat de schoorsteen gevaarlijk is of waar houtworm zit.
daardoorvermindering van het huurgenot ontstaat. Omdat [de huurder] dit niet onderbouwd heeft gesteld, is er op dit punt geen sprake van een gebrek in de prestatie zoals hiervoor in 3.21. bedoeld.
afvoerwater/rioollucht
er is immers hier sprake van een 'open riool'.” Dit vindt steun in de e-mail van [de huurder] van 5 februari 2020 waarin hij klaagt over omhoogkomende ontlasting in het putje in de tuin en in de opmerking van de advocaat van [de huurder] in de pleitnotitie van 17 maart 2022, die tijdens een huisbezoek zelf rioollucht in het toilet heeft waargenomen.
[de verhuurders] hebben aangevoerd dat met het riool niets aan de hand is, gelet op zowel het onderzoek met cameradetectie dat zij door Ako rioolservice in 2019 hebben laten uitvoeren, als het uitgraven door Huiskes in 2019. Dat is echter onvoldoende betwisting gelet op de latere constateringen dat niet alleen de wc-afvoer niet steeds deugdelijk werkte maar ook dat er af en toe een rioollucht hing. Dat de kantonrechter tijdens de descente op 2 maart 2023 geen rioollucht rook, sluit niet uit dat die er wel af en toe hing toen de woning (tot november 2022) nog werd bewoond. Voor zover [de verhuurders] terzake nog een beroep hebben willen doen op een aan [de huurder] toe te rekenen verstopping van het riool (daarin zijn zij niet helemaal helder) dan is dat verweer in elk geval onvoldoende onderbouwd. Het hof concludeert daarom, gelet op de evidente vermindering van huurgenot, dat rond de wc-afvoer en de rioollucht een gebrek bestaat.
zolderraamhendel/slechte werking kiepraam
cv-ketel
buitenschilderwerk
asbest in de kruipruimte
‘enige risico’s voor de gezondheid met zich mee kon brengen’. Bovendien is de vaststelling dat asbest aanwezig was gedaan op 29 november 2021, terwijl de daadwerkelijke uitvoering van asbestsanering pas op 27 juni 2022 plaatsvond. Daardoor zijn [de huurder] , zijn dochtertje en bezoekers onnodig lang aan de zeer gevaarlijke situatie blootgesteld.
[de verhuurders] noemt dat de kruipruimte al voor de procedure is gesaneerd en dat niet is gebleken dat de kruipruimte afbreuk heeft gedaan aan het huurgenot.
zwammen en schimmels in de kruipruimte
vocht
overige genoemde gebreken
het voorschot op de vergoeding voor de overige zaken en diensten
[de verhuurders] hebben niet betwist dat de huurprijsverhogingen niet voldoen aan artikel 7:252 BW maar hebben aangevoerd dat [de huurder] te laat is met zijn vordering.
Naar de mening van [de verhuurders] valt de vordering van [de huurder] voor 2019 onder de vervaltermijn van artikel 7:257 BW, op basis waarvan een vordering tot huurprijsvermindering als gevolg van een gebrek alleen betrekking kan hebben op de periode vanaf 8 september 2021. Bovendien heeft de kantonrechter getwijfeld of er een omstandigheid was waardoor de vermindering van het huurgenot aan [de huurder] was toe te rekenen en daarover heeft [de huurder] niets nieuws aangevoerd.
€ 1.190 en de deskundigenkosten van € 1.416,30, beide over de periode 8 november 2022 tot de dag der algehele voldoening, wordt ook toegewezen. De hieruit volgende bedragen komen in mindering op het tegoed. De gevorderde wettelijke rente over de waarborgsom wordt afgewezen omdat de verbintenis tot terugbetaling daarvan op 8 maart 2023 is ontstaan en door verrekening teniet is gegaan.
periode Iis vervallen, maar dat het hof vanwege de procesrechtelijke regel dat [de huurder] (kort gezegd) niet slechter mag worden van zijn eigen hoger beroep het vonnis van de kantonrechter op dat punt zal bekrachtigen (3.59.). De kantonrechter heeft geen wettelijke rente toegewezen over wat, gelet op de huurprijsvermindering, teveel betaald is aan huur in periode I, zodat niet uit dat vonnis een aanspraak op wettelijke rente voortvloeit. Ook anderszins is er geen sprake van dat [de huurder] recht heeft op vergoeding van wettelijke rente. Immers, gelet op het verval van het recht op huurprijsvermindering over periode I hoefde [de verhuurders] op dat punt niets terug te betalen. Daarmee is er geen vertraging in de voldoening door [de verhuurders] (terugbetaling) van een geldsom. [de verhuurders] zijn wel de vergoeding van wettelijke rente verschuldigd over wat zij, gelet op de huurprijsvermindering, over
periode IIteveel aan huurprijs hebben ontvangen, vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling. Ook dit bedrag komt in mindering op het tegoed. Het hof tekent daarbij aan dat voor de hiervoor (en in 3.82.) genoemde dag van terugbetaling en de dag der algehele voldoening moet worden uitgegaan van de datum van dit arrest.
xiii) conclusie