Uitspraak
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 3],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.De vaststaande feiten
in handen is geweest van een loverboy” en dat hij daarom voor haar een veilige woning zocht.
1.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- de ontbinding van de huurovereenkomst van [adres 2] ;
- veroordeling van [appellanten] om die woning te ontruimen;
- veroordeling van [appellant 1] en [appellant 2] tot betaling van € 15.483,92 ten titel van huur, rente en incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 14.228,08 vanaf 8 november 2016;
- veroordeling van [appellant 1] en [appellant 2] tot betaling van € 1.686,61 per maand vanaf 30 september 2016 tot het moment ontbinding uit hoofde van de huurovereenkomst en daarna tot het moment tot ontruiming als schadevergoeding;
- veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
- voor recht te verklaren dat [appellant 1] en [appellant 2] vanaf september 2015 tot aan de datum van het vonnis voor [adres 2] geen huur zijn verschuldigd, althans de hoogte van de huur vast te stellen;
- veroordeling van De Alliantie om de gebreken aan [adres 2] (lekkages, tocht en windgeruis) te herstellen, op straffe van een dwangsom;
- voor recht te verklaren dat zolang de gebreken genoemd onder het vorige gedachtestreepje niet zijn verholpen de huur voor [adres 2] nihil zal zijn, althans deze huur te stellen op een bedrag dat door de kantonrechter redelijk wordt geacht; subsidiair voor recht te verklaren dat [appellant 1] en [appellant 2] gerechtigd zijn betaling van de huur op te schorten;
- veroordeling van De Alliantie in de proceskosten.
- geen huur verschuldigd zijn, althans
- van hun verbintenis tot betalen van huur zijn bevrijd, althans
- recht hebben op een vermindering van de huurprijs tot (het hof leest: met) 100%;
- bekrachtiging van het vonnis voor wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst, de veroordeling tot ontruiming en de proceskostenveroordeling van [appellanten] ;
- vernietiging van het vonnis voor wat betreft de vaststelling van de huurprijs en de hoogte van de achterstallige huur, en opnieuw rechtdoende [appellanten] te veroordelen om aan De Alliantie een bedrag van € 37.219,31 ten titel van achterstallige huur tot en met juli 2017, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, steeds vanaf het moment van opeisbaarheid van de afzonderlijke posten;
- veroordeling van [appellanten] in de (na)kosten.
1.De motivering van de beslissing in hoger beroep
de in de processtukken genoemde gebreken ten aanzien van de kozijnen, bestaande uit onder andere klepperende roosters, zich uitend in windgeruis, tocht en lekkage.” In eerste aanleg schreef De Alliantie dat het “
klopt[…]
dat er in de appartementen [adres 2] en [adres 1] sprake is van een bovenmatig windgeruis. Hetgeen komt door het feit dat de appartementen; [adres 2] en [adres 1] hoog zijn gelegen.” [appellanten] stelt dat het windgeruis ook zo ernstig was dat er sprake is geweest van een vermindering van het woongenot ten opzichte van wat [appellanten] mocht verwachten van goed onderhouden appartement in een woontoren. Het hof acht de stellingen van [appellanten] dat sprake is van bovenmatig windgeruis onvoldoende weersproken. Immers, vast staat dat [appellant 1] , ter onderbouwing van zijn klachten, geluidsbestanden heeft gezonden aan de door De Alliantie ingeschakelde makelaar, [makelaar] . De Alliantie heeft de klachten van [appellanten] (en van verschillende andere huurders in de woontoren) ook steeds serieus genomen en werkzaamheden laten verrichten om die te verhelpen en de huurprijs verminderd. Voor zover De Alliantie betoogt dat [appellanten] een eventueel probleem op dit punt stilzwijgend heeft aanvaard, omdat de kozijnen en ventilatierooster tijdens bezichtigingen en contactmomenten niet ter sprake zijn gebracht volgt het hof De Alliantie daarin niet. De Alliantie stelt zelf dat niet alle bewoners klachten hebben en dat de problemen bij de bezichtiging voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet waargenomen zijn, zodat zij onvoldoende onderbouwt dat [appellanten] op de hoogte had moeten of kunnen zijn van eventuele gebreken in [adres 2] en die gebreken (stilzwijgend) heeft aanvaard.
heeft voor de duur tot het “herstel” de huurprijs met 30% naar beneden bijgesteld” Vast staat dat herstel niet heeft plaatsgevonden. In hoger beroep stelt De Alliantie dat dit een aanbod was “
uit coulance” dat door [appellanten] van de hand is gewezen. De beperking van de vordering tot 30% was er enkel op gericht om verder debat over (de ernst van) de gebreken en eventueel hoger beroep te voorkomen, aldus De Alliantie. Het hof volgt De Alliantie hierin niet. In de dagvaarding in eerste aanleg is geen enkel voorbehoud te lezen en evenmin blijkt daaruit dat de bijstelling van de huurprijs een aanbod was, dat nog aanvaard moest worden. [appellanten] heeft in eerste aanleg ook verwezen naar deze huurprijsvermindering en de kantonrechter is daar ook vanuit gegaan. [appellant 1] wijst er in hoger beroep ook op dat de gebreken (die geleid hebben tot de vermindering van de huurprijs door De Alliantie) door De Alliantie ook erkend zijn. [appellanten] mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de huurprijs was bijgesteld naar 70% van het overeengekomen bedrag en het staat De Alliantie niet vrij daarop thans terug te komen.
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). [appellant 3] heeft in eerste aanleg mede verweer gevoerd en is daarom terecht als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Grief 9 faalt daarom.