Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Solidiam Vorderingen B.V. tegen de gezamenlijke erfgenamen van een overleden persoon, hierna aangeduid als [erflater]. De zaak betreft een schadestaatprocedure die voortvloeit uit een geschil over schade als gevolg van onrechtmatig conservatoir beslag. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld na een eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag op 15 november 2022, waarin de vorderingen van Solidiam Vorderingen waren afgewezen. De advocaat-generaal had in zijn conclusie tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing geadviseerd.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de maatstaf voor verwijzing naar een schadestaatprocedure niet correct was toegepast door het hof. Het hof had enkel gekeken naar de aannemelijkheid van schade, terwijl volgens vaste rechtspraak voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof een te strenge maatstaf heeft gehanteerd en dat de mogelijkheid van schade niet voldoende was beoordeeld. Hierdoor heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook de erven [erflater] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.563,04. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de maatstaf voor schadevergoeding in het kader van beslagrecht en schadestaatprocedures.