ECLI:NL:HR:2024:328

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
23/00578
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure en beslagrecht in cassatie met betrekking tot onrechtmatig conservatoir beslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Solidiam Vorderingen B.V. tegen de gezamenlijke erfgenamen van een overleden persoon, hierna aangeduid als [erflater]. De zaak betreft een schadestaatprocedure die voortvloeit uit een geschil over schade als gevolg van onrechtmatig conservatoir beslag. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld na een eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag op 15 november 2022, waarin de vorderingen van Solidiam Vorderingen waren afgewezen. De advocaat-generaal had in zijn conclusie tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing geadviseerd.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de maatstaf voor verwijzing naar een schadestaatprocedure niet correct was toegepast door het hof. Het hof had enkel gekeken naar de aannemelijkheid van schade, terwijl volgens vaste rechtspraak voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof een te strenge maatstaf heeft gehanteerd en dat de mogelijkheid van schade niet voldoende was beoordeeld. Hierdoor heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft ook de erven [erflater] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.563,04. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de maatstaf voor schadevergoeding in het kader van beslagrecht en schadestaatprocedures.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00578
Datum8 maart 2024
ARREST
In de zaak van
SOLIDIAM VORDERINGEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: Solidiam Vorderingen,
advocaat: M.E. Franke,
tegen
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN [erflater],
overleden op 12 oktober 2022 en gewoond hebbende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: de erven [erflater],
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/09/561090 / HA ZA 18-1025 van de rechtbank Den Haag van 12 december 2018 en 31 juli 2019;
b. de arresten in de zaken 200.270.514 en 200.276.779 van het gerechtshof Den Haag van 8 december 2020 en 15 november 2022.
Solidiam Vorderingen heeft tegen het arrest van het hof van 15 november 2022 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen de erven [erflater] is verstek verleend.
De zaak is voor Solidiam Vorderingen toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing.
De advocaat van Solidiam Vorderingen heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.2-1.17. Deze komen op het volgende neer.
(i) Wijlen [erflater] (hierna: [erflater]) heeft ter verzekering van een vordering tot terugbetaling van een lening van € 2 miljoen onder meer ten laste van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) conservatoire beslagen doen leggen. [erflater] heeft [betrokkene 1] nadien gedagvaard ter zake van deze vordering.
(ii) De ten laste van [betrokkene 1] gelegde beslagen hebben beperkt doel getroffen. Het beslag trof een banktegoed van ongeveer € 9.000 en de onroerende zaken waarop beslag was gelegd, hadden geen overwaarde.
(iii) De rechtbank Amsterdam heeft de hiervoor onder (i) bedoelde vordering op [betrokkene 1] afgewezen. [erflater] heeft de ten laste van [betrokkene 1] gelegde beslagen opgeheven.
(iv) In opdracht van [betrokkene 1] heeft Hermes Advisory B.V. een rapport opgemaakt van de schade die [betrokkene 1] en zijn ondernemingen hebben geleden als gevolg van de beslagen.
(v) [betrokkene 1] heeft zijn vorderingen op [erflater] gecedeerd aan Solidiam Vorderingen.
2.2
Solidiam Vorderingen vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat [erflater] onrechtmatig jegens [betrokkene 1] heeft gehandeld en veroordeling van [erflater] tot vergoeding van de schade die [betrokkene 1] heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.3
De rechtbank heeft de vorderingen van Solidiam Vorderingen – op enkele concrete schadeposten na – toegewezen. [1] Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van Solidiam Vorderingen alsnog afgewezen. [2] Het heeft in dat verband onder meer overwogen dat het alleen nog gaat om de vraag of het aannemelijk is dat [betrokkene 1] ten gevolge van de ten laste van hem gelegde beslagen in liquiditeitsproblemen is komen te verkeren en dientengevolge schade heeft geleden (rov. 3.4.1) en dat schade van [betrokkene 1] ten gevolge van het beslag niet zonder meer en zonder nadere onderbouwing daarvan door Solidiam Vorderingen aannemelijk kan worden geacht (rov. 3.4.4).

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt dat het hof onder meer in rov. 3.4.1 en rov. 3.4.4 de maatstaf voor verwijzing van een zaak naar een schadestaatprocedure miskent. Voor een dergelijke verwijzing is volgens vaste rechtspraak voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Het hof toetst uitsluitend of het aannemelijk is dat [betrokkene 1] schade heeft geleden. Daarmee legt het hof een onjuiste, want te strenge maatstaf aan, aldus het onderdeel.
3.2
De klacht slaagt. Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat is voldoende dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden aannemelijk is, hetgeen niet inhoudt dat aannemelijk moet zijn dat enige schade is geleden. [3] Uit de overwegingen van het hof in rov. 3.4.1 en rov. 3.4.4 (zie hiervoor in 2.3) blijkt dat het hof niet de aannemelijkheid van de mogelijkheid van schade van [betrokkene 1] als maatstaf heeft gehanteerd, maar de maatstaf of schade van [betrokkene 1] aannemelijk is. Het hof heeft niet, ook niet elders in zijn arrest, beoordeeld of de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden aannemelijk is. Daarmee heeft het hof een onjuiste maatstaf gehanteerd.
3.3
De onderdelen 2, 3 en 4 behoeven geen behandeling. De in die onderdelen aan de orde gestelde punten kunnen na verwijzing aan de orde komen.
3.4
De klachten van onderdeel 5 kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 november 2022;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt de erven [erflater] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Solidiam Vorderingen begroot op € 963,04 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
8 maart 2024.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag 31 juli 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:8318.
2.Gerechtshof Den Haag 15 november 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2879.
3.HR 17 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:428, rov. 3.2.4 en HR 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7435, rov. 3.4.