– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze ziet op de vergoeding van immateriële schade,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– veroordeelt de Staat tot vergoeding aan belanghebbende van de door deze geleden immateriële schade ten bedrage van € 2.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn in beroep,
– veroordeelt de Staat tot vergoeding van de wettelijke rente over een deel van deze vergoeding, te weten € 1.000 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank van 16 maart 2016 tot aan de dag van algehele voldoening op 2 december 2016,
– veroordeelt de Staat tot vergoeding van wettelijke rente over het resterende deel van deze vergoeding, te weten € 1.000 vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak in hoger beroep (22 januari 2019) tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Staat tot vergoeding aan belanghebbende van de door deze geleden immateriële schade ten bedrage van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep,
– veroordeelt de Staat tot vergoeding van wettelijke rente over deze vergoeding van € 500 vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak in hoger beroep (22 januari 2019) tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Staat in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het hoger beroep, vastgesteld op € 300,
– gelast dat de Staat aan belanghebbende het door deze in hoger beroep betaalde griffierecht van € 503 vergoedt,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van het door belanghebbende bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 310 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank van 15 maart 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, en
– veroordeelt de Staat tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van € 503 vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak van het Hof (22 januari 2019) tot aan de dag van algehele voldoening.