Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
17 januari 2017
.wonende te
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
,een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.700 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.113.818. Tevens is een bedrag van
€ 55.125 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verder is een vergrijpboete van € 36.309 opgelegd.
.
2.Feiten
3.Geschil
4.Overwegingen
(vgl. HR 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013:BX7184).
€ 11.000.000 en de daarover verschuldigde renten niet kunnen worden terugbetaald. Belanghebbende heeft geen financiële stukken ingebracht waaruit de vermogenspositie van [M] SA in 2010 kan worden afgeleid. Dat [P] Bank in 2012 zich op basis van de cross pledge overeenkomst heeft verhaald op het banktegoed van [M] SA, heeft op zichzelf geen betekenis voor de vermogenspositie in 2010. Hetzelfde heeft te gelden voor het feit dat [M] SA in 2013 is geliquideerd, nu niet bekend is waarom [M] geliquideerd is. Het Hof ziet dan ook geen aanleiding voor een afwaardering van de terbeschikkingsstellings- en rentevordering in 2010.
.
€ 23.070.000.
5.Proceskosten
€ 496 per punt.
6.Beslissing
€ 1.984.
17 januari 2017.
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij