Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
De artikelen van de Algemene wet bestuursrecht inzake de dwangsom zijn niet van toepassing op beslissingen inzake uitstel van betaling.
Anders dan u doet, is het dus niet mogelijk het bestuur in gebreke te stellen. Een dwangsom kan hier dus niet aan de orde zijn.”
3.Geschil in hoger beroep
4.4. Beoordeling van het geschil
noot 2 rechtbank: Uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:339, rechtsoverweging 3.5.2.]Uit die eis vloeit voort dat een dergelijke maatregel vergezeld moet gaan met procedurele garanties die de betrokkene een redelijke mogelijkheid bieden tot effectieve betwisting van de rechtmatigheid ervan. [Belanghebbende] stelt verder dat op grond van rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens er bij de bevoegde rechter een voldoende effectief rechtsmiddel (effective remedy) moet openstaan. [Belanghebbende] vindt de toetsingsmogelijkheid van de civiele rechter onvoldoende. Die kan het verzoek niet in volle omvang toetsen, waar de bestuursrechter dat wel kan.
Voorts acht belanghebbende de uitspraak van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd, omdat zij “onvoldoende is ingegaan op de door belanghebbende opgeworpen vraag of het verschil in toetsing leidt tot de conclusie dat het beroep op de civiele rechter tegen een beslissing op administratief beroep inzake uitstel van betaling geen ‘effective remedy’ vormt”. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak met terugwijzing van de zaak naar de rechtbank waarbij de rechtbank de invorderingsambtenaar dient op te dragen uitspraak te doen op het door belanghebbende ingediende administratief beroep op straffe van verbeurte van een dwangsom ex artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).