Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
465.000,00(2 leningen).
€ 1.088.085+
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de navorderingsaanslag voor het jaar 2010 en de daarbij opgelegde vergrijpboete zijn vernietigd. De inspecteur had op 14 april 2016 een navorderingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die eerder aangifte had gedaan voor het jaar 2010. De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslag buiten de navorderingstermijn was opgelegd, omdat de aangifte al was ingediend voordat het uitstel voor het doen van aangifte was verleend. De inspecteur stelde dat de navorderingstermijn verlengd diende te worden met de duur van het verleende uitstel, maar het Hof oordeelde dat dit niet mogelijk was, aangezien de aangifte al was gedaan. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de inspecteur niet meer bevoegd was om de navorderingsaanslag op te leggen. De rechtbank had ook een vergoeding van immateriële schade en proceskosten toegewezen aan de belanghebbende, wat het Hof bevestigde. De uitspraak van het Hof werd gedaan op 26 februari 2019.