Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Eindhoven, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Tegenover de verplichting van de belastingplichtige tot het tijdig doen van aangifte staat dat de inspecteur ingevolge artikel 11, lid 3, - in artikel 16, lid 3, komt een overeenkomstige bepaling voor - de aanslag binnen een bepaalde termijn moet vaststellen. Die termijn waarborgt de belastingplichtige dat hij binnen een redelijke tijd een belastingafrekening ontvangt (Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, Zitting 1954-1955 - 4080, nr. 3, bladzijde 15, linkerkolom) en dient aldus de rechtszekerheid van de belastingplichtige."
Kamerstukken II1957/1958, 4080, nr. 7, p. 9). De rechtbank leidt hieruit af, dat de navorderingstermijn ook volgens de wetgever in het verlengde ligt van de aanslagtermijn. Van belang is verder dat de Hoge Raad de navorderingstermijn en de aanslagtermijn wat dit betreft op één lijn stelt (zie de frase "(…)
- in artikel 16, lid 3, komt een overeenkomstige bepaling voor - (…)" in het citaat dat is weergegeven onder 7.4 hiervoor).
nadateiser de aangifte had ingediend en
nadatverweerder die aangifte had ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er onder deze omstandigheden geen sprake van (kenbaar) verleend uitstel in de zin van artikel 16, derde lid, derde volzin, van de AWR. In het onderhavige geval is de navorderingstermijn dan ook niet verlengd, en is de navorderingsaanslag dus buiten de daarvoor geldende termijn opgelegd.
geenverplichting tot het controleren van de aangifte bestaat, in het geval een belastingplichtige een adviseur inschakelt die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefde te twijfelen. Gesteld noch gebleken is dat de adviseur niet voor voldoende deskundig gehouden mocht worden. Verweerder heeft de gestelde controleplicht onderbouwd met de stelling dat,
indieneiser de aangifte gecontroleerd
had, de fout direct kenbaar
zou zijn geweest. Daarmee heeft verweerder echter niet gesteld dat de specifieke relatie tussen eiser en zijn adviseur aanleiding was om een dergelijke controleplicht voor eiser in het leven te roepen. De rechtbank herinnert eraan dat bij deze beoordeling als uitgangspunt heeft te gelden dat eiser de relevante stukken heeft overgelegd aan zijn adviseur (zie 10.1). Gelet op het voorgaande bestond er in het onderhavige geval voor eiser geen aanleiding om de door zijn adviseur ingediende aangifte zelf nog te controleren. Dan kan eiser ook niet het verwijt worden gemaakt dat, als hij dat wél zou hebben gedaan, hem dan duidelijk zou zijn geworden dat de aangifte niet kon kloppen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslag;
- vernietigt de beschikking heffingsrente;
- vernietigt de boetebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 625,50.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 625,50.
- verklaart het beroep gericht tegen de boetebeschikking gegrond;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vernietigt de boetebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 375,30.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 375,30.
- verklaart het beroep gericht tegen de boetebeschikking gegrond;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vernietigt de boetebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 375,30.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 375,30.
- verklaart het beroep gericht tegen de boetebeschikking gegrond;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vernietigt de boetebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 375,30.