Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
belanghebbende] te vergoeden, zijnde € 46,-;
belanghebbende] tot een bedrag van € 501,-.”
2.Feiten
voetnoot 1 rechtbank: Zie artikel 18, tweede lid, van de Wet WOZ.]
3.Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep
4.Relevante wettelijke bepalingen en wetsgeschiedenis
Kamerstukken II2003/04, 29 251, nr. 3, blz. 23):
5.Beoordeling van het geschil
Hof:van de Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam, met dagtekening 17 mei 2019 en met als onderwerp: ‘Mogelijke uitbreiding van de Tegemoetkomingsregeling canonverhoging in plaats van het uitwerken van een Vangnetregeling en motie 800’] met (…)
kenmerk 2019-3417, namelijk:
Kamerstukken II1992/93, 22 885, nr. 3, pag. 19:
voetnoot 7 rechtbank: ECLI:NL:HR:2010:BL1943.] heeft de Hoge Raad geoordeeld dat artikel 1 van het EP meebrengt dat elke maatregel die het ongestoorde genot van eigendom aantast, waaronder de heffing van belasting, vergezeld moet gaan van procedurele garanties die de betrokkene een redelijke mogelijkheid bieden tot effectieve betwisting van de rechtmatigheid van die maatregel. Een maatregel die niet aan deze primaire eis voldoet, kan niet worden aangemerkt als "lawful" in de zin van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en is daardoor in strijd met het EP. De vraag of er voldoende procedurele waarborgen zijn, is dus pas relevant als er sprake is van strijd met artikel 1 van het EP.
voetnoot 8 rechtbank: ECLI:NL:GHDHA:2016:2318.], waarin staat dat rechtens te honoreren vertrouwen niet met terugwerkende kracht kan worden beëindigd. Er is verder sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
voetnoot 9 rechtbank: Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2792.] Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De rechtbank overweegt allereerst dat de zaken waarin een waardebeschikking is genomen geen relatie hebben met zaken van eiseres en daarmee niet een standpuntbepaling bevatten in haar zaak. Het feit dat zij dezelfde gemachtigde heeft maakt dit niet anders. Bovendien is er geen bewuste standpuntbepaling. De heffingsambtenaar heeft in de betrokken periode een groot aantal verzoeken voor een WOZ-beschikking over 2015 en 2016 ontvangen. Zoals gezegd is slechts in een beperkt aantal van deze zaken ten onrechte een nieuwe waardebeschikking verstrekt. Daaraan kan niet het vertrouwen worden ontleend dat het standpunt van de heffingsambtenaar is dat ook in de zaak van eiseres een waardebeschikking wordt verstrekt”