Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 13 augustus 2013, nr. BK-12/00663, betreffende na te melden ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de weigering van de heffingsambtenaar van de gemeente Delft om een beschikking af te geven over de WOZ-waarde van een woning in het kader van erfbelasting. De belanghebbende, een erfgenaam, had verzocht om een beschikking op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het jaar 2011, omdat de waarde van de woning van belang was voor de vaststelling van zijn overbedelingsvordering op zijn vader, die de nalatenschap had verkregen. De heffingsambtenaar weigerde dit verzoek, wat leidde tot een procedure bij de Rechtbank en vervolgens bij het Gerechtshof Den Haag, dat de weigering bevestigde.
De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende wel degelijk een fiscaal belang had bij de vaststelling van de WOZ-waarde, ook al was hij geen mede-eigenaar van de woning. De Hoge Raad stelde vast dat de heffingsambtenaar ten onrechte had geweigerd om een beschikking af te geven, en vernietigde de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank. De Hoge Raad droeg de heffingsambtenaar op om alsnog een beschikking te nemen, en veroordeelde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft tot vergoeding van de proceskosten aan de belanghebbende.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de WOZ-waarde voor erfgenamen met een overbedelingsvordering en bevestigt dat ook niet-eigenaren recht hebben op een beschikking indien zij een fiscaal belang kunnen aantonen. De Hoge Raad heeft hiermee de rechtsbescherming van belanghebbenden in belastingzaken versterkt.