2However, we have enclosed herwith the comparison of the submitted GSP copies from you and the issues GSP from Chittagong in form of a verification report for your kind perusal and further necessary action. (…)
Enclosure: As stated (18 pages)”
7. Brieven van het EPB aan het OLAF van 2 april 2013, 23 april 2013 en 15 december 2014 houden in dat 795 respectievelijk 74 respectievelijk 9 Forms A “false and invalid” zijn en niet door het EPB zijn afgegeven. In de brief van 15 december 2014 staan de nummers genoemd van de 9 Forms A waar die brief op ziet.
8. Een (door een beëdigd vertaler in het Nederlands vertaald) verslag van het verhoor van 7 juli 2011 door de Zweedse Belastingdienst, Afdeling belastingdelicten, van [persoon 1] houdt, voor zover van belang, in:
Bij de overdracht van [Y AB] was [persoon 1] betrokken, in eerste instantie was hij op zoek naar een koper, maar nadat de verkoper [naam verkoper] zelf een koper had geregeld, regelde [persoon 1] de overdracht administratief. Op dat moment meldde [persoon 2] , waar [persoon 1] al enige tijd geen contact mee had gehad, dat hij een nieuw btw-nummer nodig had.
(…)
[persoon 1] weet een btw-nummer te bemachtigen voor [Y AB] en geeft dit aan [persoon 2] . Volgens [persoon 1] weet zowel verkoper [naam verkoper] als koper [naam koper] niet dat het btw-nummer van het bedrijf wordt overhandigd aan [persoon 2] om te worden gebruikt voorn de kledinghandel.
(…)
[A] Ltd, filiaal in VK
(…)
[persoon 1] verklaar dat [persoon 2] graag het bedrijf wilde kopen. Volgens [persoon 1] kan het zo zijn dat hij daarom het btw-nummer van [A Ltd] heeft gestuurd. [persoon 1] zegt dat hij [persoon 2] heeft geïnformeerd dat ze moesten betalen voor de bedrijven die gebruikt zouden worden. Volgens [persoon 1] was er een overeenkomst dat [persoon 1] het btw-nummer zou sturen waarna [persoon 2] en zijn medewerkers [persoon 1] zouden laten weten welke bedrijven ze wilde gebruiken, zodat [persoon 1] de andere bedrijven kon afkopen. [persoon 1] beweert dat hij gebombardeerd is met e-mails van de Chinezen.
In dit verband vertelt [persoon 1] dat de personen die betrokken waren bij [A Ltd] dezelfde zijn als bij [Y AB] . [persoon 1] wil niets zeggen over deze personen.
(…)”
Tijdens een verhoor van 19 juli 2011 heeft [persoon 1] onder meer het volgende verklaard:
“(…)
[naam persoon X B.V.]
Over [naam persoon X B.V.] zegt [persoon 1] dat [persoon 2] alle contacten met hem voerde. [persoon 1] zegt dat dat hij niets met hem van doen had. [persoon 1] zegt dat hij zichzelf ook afvroeg waarom deze documenten naar hem werden gemaild.
(…)”
Tijdens een verhoor van 16 augustus 2011 heeft [persoon 1] onder meer het volgende verklaard:
“(…)
[persoon 1] geeft aan dat hij begreep dat de gegevens op een of andere manier zouden worden gebruikt, maar niet hoe. [persoon 1] vervolgt zijn verhaal: hij wist dat het met douaneheffingen te maken had en met handel tussen China en andere landen.
Van [A] Ltd, filiaal weet [persoon 1] dat er plannen waren om het bedrijf voor kleding te gebruiken. (…)”
Tijdens een verhoor van 18 augustus 2011 heeft [persoon 1] onder meer het volgende verklaard:
“(…)
De ondervrager merkt op dat het erop lijkt dat [persoon 1] in de e-mail gegevens over [Y AB] verstuurt. [persoon 1] bevestigt dat hij in dat bericht de gegevens over [Y AB] verstuurt. Op de vraag of [persoon 3] op dat moment weet dat hij de gegevens naar de Chinezen stuurt, antwoordt [persoon 1] nee. (…) Het feit dat [persoon 3] als contactpersoon is aangewezen, is iets waarvan [persoon 3] zelf niets weet. [persoon 3] heeft volgens [persoon 1] nooit contact gehad met de Chinezen. Alleen hijzelf heeft contact met hen gehad. Op de vraag of de volmachten door [persoon 3] zijn ondertekend, antwoordt [persoon 1] als volgt: [persoon 1] heeft geregeld dat het document van een handtekening werd voorzien. [persoon 1] heeft of een bekende gevraagd om te ondertekenen of hij heeft zelf de handtekening van [persoon 3] eronder gezet. Daarna heeft hij de documenten teruggestuurd.
(…)”
Tijdens een verhoor van 20 december 2012 heeft [persoon 1] onder meer het volgende verklaard:
“(…)
Gevraagd of er feitelijke koop- en verkooptransacties van textielproducten binnen het kader van de activiteiten van [Y AB] hebben plaatsgevonden, antwoordt [persoon 1] als volgt: Niet wat ik weet.
(…)
Gevraagd of er feitelijke koop- en verkooptransacties van textielproducten binnen het kader van de activiteiten van [A Ltd] hebben plaatsgevonden, antwoordt [persoon 1] nee.
[persoon 1] wordt gevraagd of de werkelijke eigenaren van [Y AB] of [A Ltd] of de wettelijke vertegenwoordigers van deze bedrijven ook maar enig werk voor [persoon 2] hebben verricht. [persoon 1] antwoordt nee.
(…)
Gevraagd naar hoe hij documenten verstuurde toen hij gevraagd werd om documenten te versturen en of het volmachten waren, bevestigt [persoon 1] dat het volmachten waren. (…) Op de vraag of de volmachten naar expediteur [X B.V.] in Holland werden gestuurd, antwoordt [persoon 1] dat hij de naam herkent. [persoon 1] zegt dat hij documenten naar [X B.V.] stuurde, maar dat er ook andere expediteurs voorkwamen.
(…)”
9. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt door de FIOD, houdt in dat [naam declarant X. B.V.] , declarant bij eiseres, op 24 oktober 2012 onder meer het volgende heeft verklaard:
“(Nadat hem was gevraagd wie hij als zijn feitelijke opdrachtgever ziet voor de aangiften van de zendingen textiel uit China en Bangladesh.)
“Dat is voor mij [persoon 2] geweest. Dat is de opdrachtgever van alle aangiften ten invoer. Hij was de persoon waarvandaan alle opdrachten kwamen. Of van hemzelf of van het personeel van de bedrijven waar hij eigenaar van was. Ik heb het dan over de bedrijven [bedrijf A] en [bedrijf B] . Hij had meerdere bedrijven die uit de verschillende papieren die wij vanuit Hongkong kregen aangeleverd naar voren kwamen. Al deze documenten en opdrachten kwamen via e-mail bij ons binnen.”
(…)
(Nadat hem is gevraagd naar [persoon 1] .)
“Deze naam zegt mij niets.”
(Nadat hem gevraagd is of de firma [Y AB] misschien door [persoon 1] is vertegenwoordigd.)
“ [Y AB] zegt mij wel wat maar [persoon 1] zegt mij niets.”
(…)
(Nadat hem is gevraagd naar [Y] AB.)
“Alleen dat het een bedrijf is waar wij op ingeklaard hebben.”
(Nadat hem is gevraagd naar de contacten met het Zweedse bedrijf [Y] AB.)
“Geen. Alle contacten liepen via [persoon 2] . Wij waren niet gemachtigd om contact op te nemen met de klanten van [voornaam persoon 2] . Dat is in ons werk ook “not done”. Je gaat geen klanten van klanten bellen. Dat wij geen contact op mochten nemen was ons niet als zodanig gezegd maar dat doe je natuurlijk gewoon niet. Als er problemen waren moesten we met [voornaam persoon 2] contact opnemen. Dit is mij ook door [naam persoon X B.V.] en [voornaam (manager X B.V.)] zo duidelijk gemaakt.”
(Nadat hem is getoond een emailbericht van 20 november 2009 waarin is te lezen dat zij problemen hebben met het bezorgen van post bij de firma [Y AB] en nadat zij het BTW nummer van [Y AB] zelf hebben gecontroleerd en geconstateerd dat het hier een autoschade reparatiebedrijf betreft en hem om een reactie is gevraagd aangezien het hier de invoer van textiel betreft)
“Ik heb er toen niet bij stil gestaan. Het was toen vreemd dat die facturen steeds terugkwamen en daar hebben we toen met [persoon 2] contact over opgenomen. Dat het een schadereparatiebedrijf was waar deze goederen naar toe gingen is bij ons ook niet als vreemd gezien. We hebben nog gebeld met het bedrijf [Y AB] en kregen te horen dat zij de persoon die wij als contactpersoon hadden doorgekregen wel kenden maar dat hij daar niet meer werkte. Ik weet niet waar wij de naam van deze contactpersoon vandaan hadden, waarschijnlijk uit een mailtje of zo. Wij hebben verder geen onderzoek gedaan naar dit bedrijf. Ik heb een adres check gedaan en daar bleef het wel bij.”
(…)
(Nadat hem gevraagd is naar [A] Ltd.)
“Voor mij is dit hetzelfde verhaal als bij [Y AB] . In opdracht van [persoon 2] hebben wij hiervoor genoemde invoeraangiften opgemaakt als fiscaal vertegenwoordiger.”
(Nadat hem is gevraagd naar de contacten met het Zweedse bedrijf [A] Ltd)
“Voor zover ik weet heb ik daar geen correspondentie mee gevoerd.”
(…)
(Nadat hem is gevraagd waarom hij toch een lage waarde aangeeft op de aangifte ten invoer terwijl hij weet, gezien de payment instructions van [Y AB] , dat de werkelijk betaalde prijs van de werkelijke ontvanger aan de werkelijke verkoper hoger is.)
“Ik vind datgene wat u mij laat zien niet vreemd. Wij hebben als klant [persoon 2] en [bedrijf A] , zij betalen ook. Het is voor mij niet mogelijk om contacten te leggen met andere bedrijven die tussen de transacties voorkomen. Dit is voor mij altijd de gewone gang van zaken geweest. (…) Dat wij twee verschillende facturen door u gecodeerd […] en […] tegelijkertijd hebben ontvangen is door mij ook niet als vreemd ervaren. (…) Welke factuur ik dan moet gaan gebruiken zien we wel van onze opdrachtgever. Die bepaalt tenslotte. Dat is onze klant. En je gaat niet met tussenliggende bedrijven contact opnemen.”
(…)
(Nadat hem is getoond blad 04 van het doorschrijfkasboek van [X] B.V. en hem is gewezen op de ontvangst van 28 oktober van € 10.000 met als omschrijving [bedrijf B] en hem is gevraagd wat hij over deze contante ontvangst kan verklaren.)
“Dit bedrag is door [persoon 2] aan ons betaald toen hij toevallig in Nederland was. Hij was regelmatig in Europa. Het kasboek werd door [voornaam persoon X. B.V.] en [voornaam (manager X B.V.)] ingevuld. (…)”
(Nadat hem is voorgehouden dat in het doorschrijfkasboek in het jaar 2009 € 755.000 aan contante ontvangsten van [bedrijf B] zijn geboekt en hem zijn reactie is gevraagd.)
“Dat zou goed kunnen.”
Voorgehouden wordt dat op 26 augustus 2010 een bedrag van € 500.000 in contanten van [persoon 2] / [bedrijf A] is ontvangen dat vermoedelijk door hem of [voornaam declarant X B.V.] is afgestort bij de bank in sealbags in kleinere bedragen.
Dit bedrag is door [persoon 2] bij ons betaald voor de door ons in rekening gebrachte werkzaamheden en invoerrechten. Hij vertelde dat hij dit geld van zijn klanten kreeg, voornamelijk marktkooplui in heel Europa. Dit geld kreeg hij contant en daarom wilde hij dit ook contant betalen bij ons en bij andere douane-expediteurs die voor hem werkten. Hij kon dit geld natuurlijk ook niet zo meenemen naar China. (…)”
10. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt door de FIOD, houdt in dat [naam manager X. B.V.] manager bij eiseres, op 24 oktober 2012 onder meer het volgende heeft verklaard:
“(…)
(Nadat hem is gevraagd wie hij als zijn feitelijke opdrachtgever ziet voor de aangiften van de zendingen textiel uit Bangladesh en China.)
“Onze feitelijke opdrachtgever voor de kledingimporten is [persoon 2] . Hij heeft nog een compagnon genaamd [voornaam persoon 1] . Zijn achternaam weet ik niet.”
(…)
(Nadat hem is gevraagd naar [A] Ltd.)
“Daar zijn we beperkt fiscaal vertegenwoordiger voor geweest. Met dit bedrijf zijn we via [persoon 2] in contact gekomen. U vraagt mij naar [persoon 1] in relatie met [A Ltd] . Dat zegt me ook niets. Via [A Ltd] zijn er ook goederen van [persoon 2] geïmporteerd. [persoon 2] regelde alles voor [A Ltd] .”
(Nadat hem gevraagd is naar [Y] AB.)
“Hiervoor geldt hetzelfde als voor [A Ltd] .”
(…)
(Nadat hem is getoond een e-mailbericht van 20 november 2009 waarin is te lezen dat [X B.V.] problemen heeft met het bezorgen van post bij de firma [Y AB] en nadat zij het BTW nummer van [Y AB] zelf hebben gecontroleerd en geconstateerd dat het hier een autoschade reparatiebedrijf betreft en hem om een reactie is gevraagd aangezien het hier de invoer van textiel betreft.)
“Ik had op internet gevonden dat [Y AB] een autoschadebedrijf was. [Y AB] was een contact van [persoon 2] . Wij hadden geen rechtstreeks contact met [Y AB] . We hadden op dat moment ook geen contactpersoon bij [Y AB] . We kregen van [persoon 2] op, dat die [voornaam persoon 3] zijn relatie was voor de import van textiel. Ik heb daar verder niets achter gezocht, omdat [persoon 2] zei dat het zijn importeur was. U vraagt mij of het niet vreemd is dat een autoschadebedrijf grote partijen kleding gaat importeren. Wij hebben daar niets achter gezocht.”
(…)
In het dossier van [X] B.V. zijn Paymentinstructions gevonden van [Y] AB aan de Franse onderneming [bedrijf D] , waarin staat dat de betreffende “schipment” betaald moet worden aan [B Ltd] in China en dus niet aan [Y AB] . (…)
“Deze instructies hebben we per e-mail ontvangen van [persoon 2] uit China. U vraagt mij waarom [Y AB] de instructies eerst naar China stuurt en dat ze vervolgens naar ons worden verzonden en waarom [Y AB] ze niet rechtstreeks aan ons zijn verzonden. Daar heb ik geen antwoord op. U vraagt mij wie onze rekeningen betaalde. Die werden betaald door [persoon 2] . Dat was al zo toen ik hier kwam werken en dat is altijd zo gebleven. Dat was de constructie.”
(…)
Getoond wordt een e-mail bericht van 18 september 2009 (…).
(…)
(Nadat hem is gevraagd waarom hij toch een lage waarde aangeeft op de aangifte ten invoer terwijl hij weet, gezien de payment instructions van [Y AB] , dat de werkelijk betaalde prijs van de werkelijke ontvanger aan de werkelijke verkoper hoger is.)
“Wij hadden geen argwaan ten aanzien van de factuur die voor ons voor de Douane van belang was en dat is de factuur met uw nummer […] . Ik heb naar de rest niet gekeken, want die zijn voor mij niet van belang. Ik weet niet hoe iemand zijn geld verdient. U houdt mij voor dat een autoschadebedrijf ineens in de kledinghandel gaat en dan winstmarges haalt waarvan elke gerenommeerde kledinggroothandel droomt. Ik weet niet hoe dat zit.”
(…)
(Nadat hem is voorgehouden dat in september 2009 [X] B.V. door de Douane werd geconfronteerd met de vaststelling dat één van de onderhavige certificaten uit Bangladesh vals was en aldus de aangegeven oorsprong ook. (…) Gevraagd wordt waarom de andere certificaten van [persoon 2] / [bedrijf A] niet in twijfel zijn getrokken.)
“Dat voorval met de Douane kan ik me niet herinneren. Ik weet wel dat er een keer hier in de loods door de Douane is gecontroleerd op goederen en dat daar Made in China in stond. De papieren die erbij zaten gaven oorsprong Bangladesh. Toen hebben we nieuwe papieren met oorsprong China van [persoon 2] gekregen en daarop is toen ingeklaard. [persoon 2] zei dat het verkeerd was gegaan op de route Bangladesh naar Hong Kong en dat de klant verkeerde papieren had verstrekt.”
(…)
(Nadat hem is getoond blad 04 van het doorschrijfkasboek van [X] B.V. en hem is gewezen op de ontvangst van 28 oktober van € 10.000 met als omschrijving [bedrijf B] en hem is gevraagd wat hij over deze contante ontvangst kan verklaren.)
“ [naam persoon X B.V.] heeft dit blad geschreven. [naam persoon X B.V.] zal dit geld uit handen van [persoon 2] ontvangen hebben. Dat zal hier op kantoor of bij [voornaam persoon X. B.V.] thuis zijn gebeurd. Het geld is afgestort op onze bankrekening. Dit is een betaling voor de werkzaamheden van [X B.V.] voor de blijven van [persoon 2] of de bedrijven die hij hier heeft aangebracht. Daarmee bedoel ik dan bedrijven als [bedrijf B] , […] , […] , [bedrijf C] , [Y AB] en [A Ltd] . Wij schreven facturen uit en die werden soms contant betaald. Die betaling ziet meestal op een aantal facturen. (…)”
(Nadat hem is voorgehouden dat in het doorschrijfkasboek in het jaar 2009 € 755.000 aan contante ontvangsten van [bedrijf B] zijn geboekt en hem is gevraagd of dat in de handel gebruikelijk is.)
“Wij hebben geen andere klanten die dit zo doen. Dit was de werkwijze zoals we dat deden met [persoon 2] . Het is mijn handschrift niet in dit kasboek, het handschrift is van [naam persoon X B.V.] . (…) [persoon 2] zei dat hij bij sommige klanten in Europa contant afrekende en dat hij dit geld niet kon meenemen naar China en daarom ons en andere expediteurs contant betaalde. (…)”
Voorgehouden wordt dat op 26 augustus 2010 een bedrag van € 500.000 in contanten van [persoon 2] / [bedrijf A] is ontvangen dat vermoedelijk door hem of [voornaam declarant X B.V.] is afgestort bij de bank in sealbags in kleinere bedragen.
“Dit is een gedeeltelijke vooruitbetaling geweest. In de staffels mot te zien zijn met welke facturen dit bedrag is verrekend. Het geld is van [persoon 2] , hier op kantoor, ontvangen. (…)”
(…)
Gevraagd wordt waarom [Y AB] (Zweden) facturen worden gevraagd aan [persoon 2] (Hong Kong).
“Dat werd aan [voornaam persoon 2] in Hong Kong gevraagd omdat hij onze contactpersoon was.”
(…)”
11. Vanaf 17 maart 2011 heeft het Landelijk Waarde Team (hierna: LWT) een controle na de invoer uitgevoerd bij eiseres. In het controlerapport van het LWT van 18 maart 2013 is onder andere het volgende opgenomen:
“(…)
4.1.8Recapitulatie importeurs
Op basis van de dossiers is het volgende geconstateerd: de goederen zijn weliswaar op papier voor bovengenoemde importeurs in Zweden […] bestemd, doch de goederen zijn blijkens de vrachtbrief (CMR) bestemd voor Italië, via het in Zweden gevestigde [Z] AB, en voor Frankrijk (via opslaglocaties in Moeskroen en Leers) door tussenkomst van [C] Ltd (later [bedrijf C] Ltd).
Geconstateerd is dat in de gevallen dat de goederen naar Rome gaan de ontvangers van de goederen van Aziatische afkomst zijn.
De goederen die via opslaglocaties in Moeskroen (België) en Leers (Frankrijk) naar Frankrijk gaan zijn bestemd voor drie grote Franse kledingbedrijven te weten [bedrijf E] , [bedrijf D] en [bedrijf F] . Deze drie bedrijven worden met name genoemd op de website van een grote Aziatische producent van kleding te weten [B] Ltd, gevestigd […] HongKong.
Geconstateerd is dat er op de bij de invoerzendingen overgelegde bescheiden reeds in veel gevallen een verwijzing naar één van de drie bovengenoemde Franse bedrijven is. Met andere woorden, op het moment van het doen van de invoeraangifte is (ook bij [X B.V.] ) al bekend voor wie de goederen bestemd zijn. Dit feit wordt versterkt daar geconstateerd is dat [bedrijf A] via de e-mail ook de factuur aan de Franse eindafnemer(s) meestuurt naar [X B.V.] . Tevens is in een aantal dossiers een “payment instruction” aangetroffen waarin de Franse bedrijven wordt geïnstrueerd om niet aan het Zweedse bedrijf [Y AB] te betalen maar aan hun “associate” [B] Ltd te Hongkong. Geconstateerd is dat van enige verbondenheid tussen [Y AB] en [B Ltd] geen sprake is.
Met enige regelmaat komt ook de naam van [E] Limited (directeur [persoon 2] )voor. Dit bedrijf is gevestigd te […] Hong Kong.
[E Ltd] presenteert zich als tussenpersoon die bemiddelt tussen de Chinese verkopers en de afnemers in de E.U.
Geconstateerd is dat [E Ltd] regelmatig, onder vermelding van de term “paid for deposit”, (ronde) bedragen overgemaakt (vanaf rekening […] op de rekening […] van [X B.V.] .
Deze bedragen betreffen de douaneafhandelingskosten en dergelijke, alsmede de douanerechten voor goederen die namens de […] en Zweedse importeurs in het vrije verkeer zijn gebracht. Daarnaast is vastgesteld dat ook [bedrijf H] (vanaf rekening […]) geld (ronde bedragen) overmaakt op diezelfde rekening van [X B.V.] . [bedrijf H] wordt echter gepresenteerd als verkoper/exporteur en niet als importeur.
In een later stadium (140711) wordt door [X B.V.] zelfs een bedrag aan [bedrijf H] (= verkoper /leverancier/exporteur) betaald in verband met terugontvangen douanerechten.
De goederen die via zee in containers (en per vliegtuig) worden aangevoerd worden in de haven van Rotterdam of op de luchthaven Schiphol, middels aangiften voor het in het vrije verkeer brengen door [X B.V.] middels [bedrijf G] , ten behoeve van de hierboven genoemde importeurs in het vrije verkeer van de E.U. gebracht. Vervolgens worden de goederen per truck naar onder andere Frankrijk ( [bedrijf D] , [bedrijf E] en [bedrijf F] ) (…) overgebracht.
(…)