4.1.De rechtbank heeft geoordeeld dat noch de hoorplicht (geschilpunt 1) noch art. 7:4 Awb (geschilpunt 2) is geschonden en heeft daartoe als volgt overwogen en beslist:
“3. Eiser heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden. Hij heeft te kennen gegeven dat hij gehoord wilde worden. Uit de omstandigheid dat geen reactie werd ontvangen op de uitnodiging van verweerder voor de hoorzitting, had verweerder niet direct mogen afleiden dat eiser afstand heeft gedaan van het recht om gehoord te worden. Verweerder had eiser nogmaals dienen uit te nodigen. Verder heeft hij erop gewezen dat hij de elektronische weg voor dit soort correspondentie voor verweerder ook niet heeft opengesteld. Tot slot is aangevoerd dat verweerder ten onrechte de gevraagde zaakstukken niet aan eiser heeft toegezonden.
4. (…).
5. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) wordt een belanghebbende in de bezwaarprocedure, in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gehoord op zijn verzoek.
6. Uit het bezwaarschrift van eiser blijkt dat hij heeft verzocht om te worden gehoord. Dat is ook niet in geschil tussen partijen. In geschil is of (de gemachtigde van) eiser op correcte wijze voor een hoorzitting is uitgenodigd.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser heeft uitgenodigd voor de hoorzitting per fax en brief verzonden aan de gemachtigde van eiser, beide gedateerd op 24 mei 2016. De brief is niet per aangetekende post verzonden.
8. Eiser heeft de gestelde schending van de hoorplicht alleen gebaseerd op het argument dat verweerder de uitnodiging voor de hoorzitting niet per fax had mogen versturen. Eiser is niet ingegaan op de stelling van verweerder dat de uitnodiging ook per post heeft verzonden, zoals ook expliciet in het verweerschrift is gesteld. De rechtbank overweegt dat pas indien de geadresseerde betwist een niet per aangetekende post verzonden besluit te hebben ontvangen, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden naar het juiste adres, bijvoorbeeld door middel van een deugdelijke verzendadministratie waaruit blijkt dat het document daadwerkelijk ter post is aangeboden. Door eiser is echter niet betwist dat hij de uitnodiging voor de hoorzitting per post heeft ontvangen, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat de uitnodiging is ontvangen. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser op correcte wijze is uitgenodigd voor de hoorzitting, zodat er geen sprake is van schending van de hoorplicht. Aan de beoordeling van hetgeen eiser heeft aangevoerd over de verzending per telefax, komt de rechtbank niet toe.
9. De stelling van eiser dat de stukken van de zaak ten onrechte niet zijn toegezonden volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft eiser in de uitnodigingsbrief voor de hoorzitting vermeld dat tot drie dagen voor de hoorzitting de op de zaak betrekking hebbende stukken kunnen worden ingezien en hiervoor een telefonische afspraak gemaakt kan worden. Eiser heeft hier geen gebruik van gemaakt. Eiser heeft niet bestreden dat hij deze brief heeft ontvangen en hij heeft overigens ook niet bestreden dat de stukken ter inzage hebben gelegen. Blijkens vaste jurisprudentie was verweerder er in deze situatie niet toe gehouden om de zaakstukken ook nog aan eiser toe te sturen (ECLI:NL:RVS:2006:AV5077). 10. (…).”