Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar ter zake van de navorderingsaanslagen ib/pvv 1994 tot en met 1997 en vernietigt deze navorderingsaanslagen, de daarbij opgelegde boetes en de beschikkingen heffingsrente;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar ter zake van de navorderingsaanslag ib/pvv 1998, bevestigt de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente en vermindert de boete tot een bedrag van € 937;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar ter zake van de navorderingsaanslag ib/pvv 2000, bevestigt de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente en vermindert de boete tot een bedrag van € 1.111;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar ter zake van de navorderingsaanslagen vb 1995 tot en met 1998 en vernietigt deze navorderingsaanslagen, de daarbij opgelegde boetes en de beschikkingen heffingsrente;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar ter zake van de navorderingsaanslag vb 1999, bevestigt de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente en vermindert de boete tot een bedrag van € 369;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar ter zake van de navorderingsaanslag vb 2000, bevestigt de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente en vermindert de boete tot een bedrag van € 398;
- veroordeelt verweerder tot betaling van een immateriële schadevergoeding aan eiser in de zaak AWB 12/5930 ten bedrage van € 1.500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 944;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.”
2.Tussen partijen vaststaande feiten
alle benodigde gegevens heeft aangeleverd om tot de juiste bepaling van de verschuldig[d]e belastingte komen.
nietop reageren
de uitkomsten van de procedures NautaDutilh/Belastingdienst afwacht, verzoek ik u mij dit schriftelijk mee te delen.”.
3.Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep
4.Rechtsoverwegingen rechtbank
- boete m.b.t. ib/pvv 1998: 50% van ƒ 5.165 is ƒ 2.582;
- boete m.b.t. ib/pvv 1999: 50% van ƒ 4.652 is ƒ 2.326;
- boete m.b.t. ib/pvv 2000: 50% van ƒ 6.125 is ƒ 3.062;
- boete m.b.t. vb 1999: 50% van ƒ 2.037 is ƒ 1.018;
- boete m.b.t. vb 2000: 50% van ƒ 2.195 is ƒ 1.097.
- ib/pvv 1998: ƒ 2.066 (€ 937);
- ib/pvv 1999: ƒ 1.860 (€ 844);
- ib/pvv 2000: ƒ 2.450 (€ 1.111);
- vb 1999: ƒ 814 (€ 369);
- vb 2000: ƒ 878 (€ 398).
5.Beoordeling van het geschil
Hieraan doet niet af dat belanghebbende niet op de hoogte was van de werkzaamheid die de inspecteur op 29 oktober 2002 verrichtte (vgl. ook HR 13 maart 2015, nr. 14/02992, ECLI:NL:HR:2015:555).
- De boete wordt niet verminderd indien deze minder bedraagt dan € 200. In dat geval wordt volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
- In alle andere gevallen wordt de vermindering bepaald met behulp van de volgende tabel:
- dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg (de duur van de bezwaarfase inbegrepen) niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechter niet binnen twee jaar na aanvang van de termijn uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden;
- dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechter niet binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden;
- dat als bijzondere omstandigheid – waarvan de redelijkheid van de duur van de behandeling mede afhankelijk is – onder meer is aan te merken de ingewikkeldheid van de zaak, waartoe bijvoorbeeld kan worden gerekend de aard en omvang van de fiscale problematiek, de omvang van het verrichte onderzoek, alsmede de verknochtheid van het belastbare en/of beboetbare feit met andere belastbare en/of beboetbare feiten betreffende dezelfde of andere belastingplichtige(n). Ook de invloed van de belanghebbende en/of diens gemachtigde op het procesverloop kan van betekenis zijn.
de [5-jaars-navorderingen]was het niet noodzakelijk om de proefprocedure inzake de verlengde navorderingstermijn af te wachten. Dit is ten onrechte wel gebeurd.
Vanaf die datum tot de datum van de uitspraak van de rechtbank is meer dan vijf jaar, maar minder dan vijf en halfjaar verstreken.Deze overschrijding van dc redelijke termijn komt geheel voor rekening van de Inspecteur. Aan belanghebbende had op deze grond een vergoeding van de immateriële schade ten bedrage van € 5.000,-- toegekend dienen te worden in plaats van de door de rechtbank vastgesteld[e] vergoeding van € 1.500,--”