Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 20 november 2012, nr. 12/00427, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die volgde op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2003, waarbij ook een boete en heffingsrente in rekening zijn gebracht. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur de aanslag en de heffingsrente verminderd, maar de boete bleef in stand. De Rechtbank te Breda heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd. Hierna heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft vernietigd en de aanslag verder heeft verminderd.
De Hoge Raad heeft in een eerder arrest de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Het Hof heeft geoordeeld dat de redelijke termijn in de bezwaarfase met ruim twee jaar is overschreden en heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1500. Belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn in de bezwaarfase met bijna twee jaar is overschreden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de schadevergoeding moet worden vastgesteld op basis van een tarief van € 500 per halfjaar van overschrijding, wat resulteert in een schadevergoeding van € 2000.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan belanghebbende, evenals de vergoeding van griffierecht. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.