ECLI:NL:HR:2010:BJ9120
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- P. Lourens
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Verenigbaarheid van navorderingsaanslag met EG-recht inzake buitenlandse tegoeden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 februari 2010 uitspraak gedaan over de verenigbaarheid van een navorderingsaanslag met het Europese recht, specifiek met betrekking tot buitenlandse spaartegoeden. De zaak betreft E.H.A. Passenheim-van Schoot, die in cassatie ging tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem. De Hoge Raad heeft eerder aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen vragen gesteld over de toepassing van de navorderingstermijn in relatie tot buitenlandse tegoeden. Het Hof heeft geoordeeld dat de artikelen 49 en 56 EG niet in de weg staan aan een langere navorderingstermijn voor buitenlandse tegoeden, mits er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van deze tegoeden in de eigen lidstaat. De Hoge Raad heeft vervolgens geoordeeld dat de Rechtbank niet heeft onderkend dat de navorderingsaanslagen in strijd met het gemeenschapsrecht zijn opgelegd, omdat de termijn die is verstreken langer was dan toegestaan. De uitspraak van de Rechtbank is vernietigd en de zaak is verwezen naar de Rechtbank te Breda voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor belastingautoriteiten om zorgvuldig om te gaan met navorderingsaanslagen, vooral in het licht van Europese regelgeving.