ECLI:NL:CRVB:2022:1592
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- J. Brand
- M.A.H. van DalenVan Bekkum
- Rechtspraak.nl
Toekenning van studiefinanciering aan migrerend werknemer en de nationaliteitseis
In deze zaak gaat het om de toekenning van studiefinanciering aan een migrerend werknemer, appellante, die de Griekse nationaliteit heeft. Appellante heeft op 1 maart 2019 studiefinanciering aangevraagd met ingang van 1 september 2018, maar haar aanvraag voor de maand september 2018 is afgewezen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De reden hiervoor is dat appellante op de peildatum van artikel 1.2 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) niet voldeed aan de nationaliteitseis, omdat haar arbeidsovereenkomst pas op 14 september 2018 inging. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat de peildatum van 1 september 2018 bepalend is voor het recht op studiefinanciering en dat appellante op die datum nog geen werknemer was. Hierdoor is er geen sprake van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld, aangezien de eisen voor migrerende werknemers verschillen van die voor Nederlandse studenten.
De Raad wijst de stelling van appellante af dat de toepassing van de peildatum leidt tot indirecte discriminatie. De Raad stelt dat niet-Nederlanders voor de toepassing van de Wsf 2000 slechts vergelijkbaar zijn met Nederlanders als zij op basis van een verdrag of besluit gelijkgesteld worden. Aangezien appellante op de peildatum nog geen werknemer was, is er geen sprake van een verboden ongelijke behandeling. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.