ECLI:NL:CRVB:2022:1507
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekennen en vaststellen hoogte loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de toekenning en vaststelling van de hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Appellant, die eerder een prepensioen ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen de berekening van zijn WIA-dagloon, omdat hij van mening is dat hij dubbel wordt gekort door de combinatie van zijn prepensioen en de WW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering correct heeft berekend, waarbij het prepensioen niet is meegenomen in de berekening van het dagloon. De Raad stelt vast dat de wet- en regelgeving geen ruimte biedt voor een hardheidsclausule en dat de appellant niet onevenredig benadeeld is door de toepassing van artikel 14 van het Dagloonbesluit. De Raad wijst het beroep van appellant op artikel 6 van het EVRM af, omdat er geen sprake is van een criminal charge. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de berekening van het WIA-dagloon in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving.