ECLI:NL:CRVB:2021:69
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die eerder als medewerker service en intake bij de Nationale Politie werkte, meldde zich op 25 september 2014 ziek vanwege psychische klachten. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts en een psychiater, concludeerde het Uwv dat appellante met ingang van 2 oktober 2016 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde daarom de WIA-uitkering. Appellante voerde aan dat er meer beperkingen waren dan het Uwv had vastgesteld en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was voor de benoeming van een deskundige, zoals appellante had verzocht. De Raad oordeelde ook dat de redelijke termijn voor de procedure niet was overschreden, en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Centrale Raad concludeerde dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte.